Installatievoorbereiding
▶ Bij vrijstaande opstelling (niet dichtbij een gebouw):
- Installeer de warmtepomp niet met de aanzuigzijde direct op het zui-
den om te voorkomen dat de zon de luchttemperatuursensor beïn-
vloed.
- Bescherm de aanzuigzijde door een wand of iets dergelijk.
Afb. 9
Vrijstaande warmtepomp
▶ Stel de warmtepomp bij voorkeur zo op dat de wind niet direct van vo-
ren komt.
▶ Stel de buitenunit van de warmtepomp zodanig op, dat er geen
sneeuw of water vanaf het dak op valt. Wanneer deze opstelling niet
kan worden voorkomen, dan moet een beschermdak worden gemon-
teerd.
Let erop wanneer boven de warmtepomp een beschermdak wordt geïn-
stalleerd, dat het mogelijk moet zijn, het isolatiemateriaal van de warm-
tepomp naar boven toe weg te nemen.
▶ Monteer bij de modellen 5–9 het dak op een minimale afstand van
500 mm boven de warmtepomp.
▶ Monteer bij de modellen 13–17 het dak op een minimale afstand van
600 mm boven de warmtepomp.
▶ Bij een afneembaar dak is de minimale hoogte voor alle modellen
400 mm boven de warmtepomp.
▶ Let erop dat zich op de bodem van de warmtepomp ijs kan vormen als
deze is voorzien van geluidsisolatie (toebehoren).
1
Afb. 10 Gevaar! IJsvorming bij warmtepompen met geluidsisolatie (toe-
behoren)
[1]
Bereik waarin zich bij de warmtepomp met geluidsisolatie (toebe-
horen) ijs kan vormen.
8
4.2
Condensaat via een vorstvrije, eventueel van tracing voorziene afvoer
van de warmtepomp afvoeren. De afvoer moet voldoende helling heb-
ben, zodat water niet in de afvoerleiding kan blijven staan.
Het condensaat kan in een kiezelbed, een steenbak of in een regenwater-
afvoer worden geleid.
Afb. 11 Condensafvoer in kiezelbed
[1]
Betonnen fundering
[2]
Enkel 300 mm
~500
[3]
Condensafvoerbuis 32 mm
[4]
Kiezelbed
4.3
Om de werking van de warmtepomp te garanderen en overmatig veel
start-stopcycli, een onvolledige ontdooiing en onnodige alarmen te voor-
komen, moet in de installatie voldoende energie kunnen worden opge-
slagen. De energie wordt enerzijds in de waterhoeveelheid van de cv-
installatie en anderzijds in de installatiecomponenten (radiatoren) en in
de betonnen vloer (vloerverwarming) opgeslagen.
Omdat de eisen voor verschillende warmtepompinstallaties en cv-instal-
laties sterk variëren, wordt over het algemeen geen minimaal watervolu-
me in liters opgegeven. In plaats daarvan wordt het installatievolume als
Condensafvoer
1
2
4
Minimaal volume en uitvoering van de cv-installatie
Compress 6000 AW – 6720890589 (2018/12)
3