Inhoudsopgave
Advertenties
Lusgeometrie en afstanden
Montage en bodemgeschiktheid
Leiding
5815,5001NL / Versie 03
Slagboom MHTM
Bij het plaatsen van de inductielus moeten de volgende punten in
acht worden genomen.
De lussen symmetrisch t.o.v. de slagboom plaatsen. Let erop
dat de slagboom zijdelings aan de slagboombehuizing is
bevestigd.
Zie ook pagina 28, Afb. 3 tot pagina 34, Afb. 5.
De afstand van de controlelus voor personenwagens voor en
achter de slagboom moet minstens 500 mm bedragen. Voor
vrachtwagens moet de controlelus groter worden uitgelegd.
De afstand van de inductielus tot de rijbaanrand moet ca. 300
tot 500 mm bedragen. Zie ook Afb. 18.
Openingslussen onmiddellijk voor de controlelus plaatsen. De
afstand tussen openings- en controlelus mag voor personen- en
vrachtwagens maximum 1 m en voor motorfietsen 0,5 m
bedragen.
Als er zich ijzerarmeringen, opritverwarming, etc. in de rijbaan
bevinden, moet de inductielus op een afstand van minimum 50
mm hiervan worden geplaatst. Metaal in de nabijheid van de
inductielus beïnvloedt de responsiefactor.
Rechtstreeks contact van inductielussen met armeringen en
opritverwarmingen vermijden.
Inductielussen op voldoende afstand tot schuifpoorten,
rolluiken, etc. plaatsen.
Bij het gieten of plaatsen erop letten, dat de lus zich tijdens de
werking niet meer kan bewegen. Alle geometrische wijzigingen
werken als inductiviteitsverandering, wat tot storing op de
detector leidt.
Gebroken rijbaanoppervlakken, losse bestrating, grindwegen,
etc. zijn niet geschikt voor het gebruik van inductielussen.
De leiding tot de lus mag hoogstens 15 m bedragen.
De lusaansluitkabel moet ca. 1,5 m uit het fundament uitsteken.
De leiding tot de lus tot op de passende lengte verkorten. De
leiding mag in geen geval worden opgerold.
De leiding moet tot onmiddellijk voor de aansluitklemmen van
de lussendetector met ca. 20 slagen per meter vastgeboord
zijn.
TM
MicroDrive Access en Parking
Montage en installatie
57
Advertenties
Inhoudsopgave
