Bedrading tussen units en aardingsdraad
Verwijder het deksel van de besturingskast en sluit draden met
dezelfde nummers aan op de voedingsstrook (4P) binnenin.
(Zie C) Sluit de aardingskabel aan op de klemmenstrook. Trek
hierbij de kabels door de opening en maak ze goed vast met
een lokaal te voorziene klem. (Zie B)
Laat genoeg speling op de kabels tussen de klem en de
klemmenstrook van de voeding. (Neem de afbeelding als
leidraad en neem minstens 80 mm voor het verwijderen van de
bekleding.)
Trek de draden naar binnen door de opening en sluit aan op de
klemmenstrook voor de afstandsbediening (6P). (Zie A) (geen
polariteit) Maak het afstandsbedieningssnoer goed vast met een
lokaal te voorziene klem.
Voorzie genoeg speling op de kabels tussen de klem en de
klemmenstrook voor de afstandsbediening.
Breng het afdichtingsmateriaal aan na de aansluiting. (Zie D)
Breng het afdichtingsmateriaal aan om te voorkomen dat water
of insecten en andere kleine dieren binnendringen. Anders kan
er zich binnenin de besturingskast een kortsluiting voordoen.
(Zie D)
VOORZORGSMAATREGELEN
1
Neem de volgende opmerkingen in acht bij het bedraden naar
de voedingsklemmenstrook.
Sluit geen draden van een verschillende gauge aan op
dezelfde voedingsklem (Losse aansluitingen kunnen over-
verhitting veroorzaken).
Sluit draden met eenzelfde gauge als volgt aan.
Gebruik de voorgeschreven elektrische draad. Bevestig de
draad stevig op de aansluitingen. Klem de draad vast zonder te
grote kracht op de aansluitingen uit te oefenen (aantrekkoppel
1,31 N•m±10%).
2
De totale spanning van de dwarsbedrading tussen binnenunits
moet minder dan 12 A bedragen. Tak de leiding buiten de
klemmenstrook van de unit af in overeenstemming met de
normen voor elektrische uitrustingen bij gebruik van een dubbele
voedingskabel met een gauge groter dan 2 mm
De aftakking moet zodanig worden beschermd dat die minstens
even goed is geïsoleerd als de voedingskabel zelf.
3
Sluit geen draden met een verschillende gauge aan op dezelfde
aardklem. Losse
aansluitingen
aantasten.
4
De afstandsbedieningskabels en aansluitdraden van de units
moeten zich op minstens 50 mm afstand bevinden van de
voedingskabel. Anders kan er een storing optreden als gevolg
van elektrische interferentie.
5
Raadpleeg de "Montagehandleiding van de afstandsbediening"
die is meegeleverd met de afstandsbediening voor het bedraden
van de afstandsbediening.
6
Sluit de voedingskabel nooit aan op de klemmenstrook voor
transmissiebedrading. Dit kan het hele systeem beschadigen.
7
Gebruik uitsluitend gespecificeerde draden en sluit die stevig
aan op de klemmen. Let op dat de draden geen externe druk
uitoefenen op de klemmen. De draden moeten zich ook in de
juiste volgorde bevinden zodat ze geen andere uitrusting belem-
meren zoals het openduwen van het servicedeurtje. Zorg ervoor
dat het deksel stevig sluit. Slecht uitgevoerde aansluitingen
kunnen oververhitting veroorzaken of, in het slechtste geval,
kortsluiting of brand.
FFQ25~60B8V1B
Split-systeem airconditioners
4PW23700-1B
2
(Ø1,6).
kunnen
de
bescherming
V
OORBEELD VAN BEDRADING
Voor de bedrading van het buitenunit, dient u de installatie-
handleiding te raadplegen die bij de buitenunit is geleverd.
Het systeemmodel bevestigen.
Paartype of multisysteem: 1 afstandsbediening regelt 1
binnenunit (standaardsysteem).
Multisysteem: 1 tot 4 binnenunits aangesloten op 1 buitenunit.
De binnenunit wordt bestuurd door een afstandsbediening die
op elke binnenunit is aangesloten. Groepsregeling is niet
voorzien.
(Raadpleeg afbeelding 19)
Groepsregeling:
1
16 binnenunits. (Alle binnenunits werken overeenkomstig de
afstandsbediening.)
(Raadpleeg afbeelding 20)
Regeling met 2 afstandsbedieningen: 2 afstandsbedieningen
regelen 1 binnenunit.
(Raadpleeg afbeelding 21)
Afbeeldingen 18, 19,
20
1
Hoofdvoeding
2
Hoofdschakelaar
3
Zekering
4
Buitenunit
5
Binnenunit
6
Afstandsbediening (Optie)
7
Master-binnenunit
8
Slave-binnenunit
LET OP
Bij groepsbesturing is het niet nodig om een adres van
een binnenunit aan te duiden. Het adres wordt auto-
matisch ingesteld bij het inschakelen van de voeding.
VOORZORGSMAATREGELEN
1
Alle transmissiedraden met uitzondering van de draden voor de
afstandsbedieningen moeten passen bij het symbool van de
aansluiting.
2
Bij groepsregeling de bedrading van de afstandsbedieningen
koppelen op de hoofdeenheid als wordt aangesloten op het
simultaan werkende model. (Aansluiting op de hulpeenheid is
niet nodig.)
3
Kies voor groepsregeling met afstandsbediening de afstands-
bediening die past bij de binnenunit met de meeste functies (als
aangesloten draaiklep.)
4
Aard de uitrusting niet op gasleidingen, waterleidingen en
bliksemafleiders, en voer geen dwarsaarding uit met een
telefoon. Een verkeerd uitgevoerde aarding kan kortsluiting
veroorzaken.
5
Wanneer u een afschermingsdraad moet gebruiken, moet u een
afgeschermd deel met de
afstandsbediening aansluiten. (Sluit ook de aarding voor de
afstandsbediening aan op een geaard metalen onderdeel.)
(Raadpleeg afbeelding 18)
afstandsbediening
regelt
en
21
van een klemmenstrook van een
Montagehandleiding
maximaal
6