GEBRUIKSAANWIJZING Pitotbuis-Anemometer PCE-PFM 2
5.12 Meten van de stromingssnelheid
Bij het bepalen van de stromingssnelheid gaat het apparaat van standaard omgevingscondities uit
(een omgevingstemperatuur van 21,1 °C en een barometrische druk van 1013 mbar). Het
hoofddisplay (3) geeft de stromingssnelheid weer. U heeft de keuze uit vijf verschillende weergave-
eenheden: m/s, ft/min, km/h, MPH en knots (knopen).
Druk op de P/V/F toets (3) om de weergave van de stromingssnelheid
te selecteren. Druk vervolgens op de Unit-Up toets (7) om de gewenste eenheid te
selecteren.
Sluit de slang van Pitotbuis aan op het meetapparaat. De plus-ingang (+) van het
meetapparaat moet worden aangesloten op de aansluiting voor de gezamenlijke druk van de
Pitotbuis. De min-ingang (-) van het meetapparaat moet worden aangesloten op de
aansluiting voor de statische druk van de Pitotbuis. In een normale omgeving voert u nu een
nulstelling uit, door 2 seconden lang op de Hold/Zero toets (4) te drukken.
Wanneer u vervolgens de meting start, houdt u het uiteinde van de Pitotbuis zo nauwkeurig
mogelijk tegen de stroming in. De afwijking van de richting dient niet groter te zijn dan ±10 °.
Indien een negatieve waarde of „Error" wordt weergegeven controleer dan of de meetslang
correct is aangesloten op het meetapparaat.
5.13 Meten van de volumestroom
Druk op de P/V/F toets (3) om de weergave van de volumestroom te selecteren. Druk
vervolgens op de Unit-Up toets (7) om de gewenste eenheid te selecteren.
Het meetapparaat geeft de opgeslagen kanaalvorm en -afmetingen weer, die gebruikt zijn bij
de laatste metingen. Indien deze niet overeenkomen met de parameters van het te
onderzoeken kanaal, dient u deze opnieuw in te stellen. Om dit te doen houdt u de set-up
toets (6) langer dan 3 seconden ingedrukt, en stelt u de parameters in, zoals beschreven in
hoofdstuk 5.5/5.6.
Opmerking: Hold, Save, MIN/MAX/AVG, Zero en Set-up kunnen tijdens de meting gebruikt worden.
Stromingsrichting
13