Instructies
1 – Inleiding
Deze instructies zijn van toepassing op VZH-
scrollcompressoren met variabele snelheid die
worden gebruikt in airconditioningsystemen. Ze
bevatten de nodige informatie over de veiligheid
en het correct gebruik van dit product.
2 – Hanteren en opbergen
• Ga voorzichtig om met de compressor. Gebruik
de voorziene handgrepen in de verpakking.
Gebruik het hijsoog van de compressor en ge-
schikt, veilig hijsmateriaal.
• Bewaar en transporteer de compressor recht-
opstaand.
• Bewaar de compressor tussen -35°C en 55°C.
• Stel de compressor en de verpakking niet
bloot aan regen of een bijtende omgeving.
3 – Veiligheidsmaatregelen vóór de montage
Gebruik de compressor nooit in een ontvlam-
bare omgeving.
• De omgevingstemperatuur rond de compressor
mag tijdens de uit-cyclus nooit meer dan 50
°C bedragen.
• Installeer de compressor op een horizontaal
vlak oppervlak met een helling van minder
dan 3°.
• De compressor mag alleen worden gevoed
door een frequentieomvormer. Zorg ervoor
dat de frequentieomvormer de juiste is voor
de compressor (vermogen en spanning: input
& output). Parameter 1.13 van de frequentie-
omvormer bevat de mogelijke combinaties
van compressoren, frequentieomvormers en
koelmiddelen.
• Gebruik bij de installatie van een VZH alleen
apparatuur die geschikt is voor HFK-koelmid-
delen en die nog nooit werd gebruikt voor
CFK-koelmiddelen.
• Gebruik schone en droge koperbuizen en sol-
deermateriaal van zilverlegering geschikt
voor gebruik in koelsystemen.
• Gebruik schone en droge systeemonderdelen.
• De leiding die wordt aangesloten op de com-
pressor moet flexibel zijn in 3 richtingen om
trillingen te dempen.
• Zorg ervoor dat de installatie is uitgerust met
veiligheidsonderdelen voor hoge druk (bv.
drukschakelaar, veiligheidsklep) om te voor-
komen dat de onderdelen die onder druk
staan, zouden barsten.
4 – Montage
• Laat langzaam de beschermende stikstofvulling
vrij via het schraderventiel.
• Sluit de compressor zo snel mogelijk aan op
het systeem om vervuiling van de olie door
vocht in de lucht te voorkomen.
• Zorg er bij het snijden van de buizen voor dat
er geen materiaal in het systeem komt. Boor
nooit gaten op plaatsen waar de bramen niet
kunnen worden verwijderd.
• Soldeer voorzichtig, gebruik makende van de
modernste technieken en ventileer de leiding
met stikstofgas.
• Sluit de vereiste veiligheids- en besturingsap-
paraten aan. Als hiervoor het schraderventiel
wordt gebruikt, verwijder dan de interne klep.
5 – Lekdetectie
Zet het circuit nooit onder druk met zuurstof
of droge lucht. Dit kan brand of een ontploffing
veroorzaken.
• Gebruik geen kleurstof voor lekdetectie.
• Voer een lekdetectietest uit op het volledige
systeem.
• De testdruk aan de lagedrukzijde mag niet
hoger zijn dan 30 bar.
• Als een lek wordt ontdekt, moet dat lek worden
hersteld en moet de lekdetectie worden her-
haald.
6 – Vacuümdroging
• Gebruik de compressor nooit om het systeem
leeg te maken.
• Sluit een vacuümpomp aan op zowel de LP-
als de HP-zijde.
• Laat het systeem leeg tot een druk van 500
µm Hg (0,67 mbar) absoluut.
• Gebruik geen MegOhmmeter en zet de com-
pressor niet onder stroom terwijl hij vacuüm
staat aangezien dat interne schade kan ver-
oorzaken.
7 – Elektrische aansluitingen
• Schakel de hoofdvoeding uit en koppel haar
volledig los. Raadpleeg de vorige pagina voor
bedradingsgegevens.
• De compressor is beveiligd tegen te hoge
stroom dankzij de frequentieomvormer. Volg
de plaatselijke voorschriften met betrekking
tot de beveiliging van de voeding. De com-
pressor moet geaard zijn.
• Alle elektrische onderdelen moeten worden
gekozen op basis van de lokale normen en de
compressorvereisten.
• Raadpleeg de tekeningen voor de gebruikelijke
bedrading en controleer het specifieke aan-
sluitschema dat zich in het pakket van de fre-
quentieomvormer bevindt. Raadpleeg voor
meer details de toepassingsrichtlijnen.
• Volg de installatie-instructies van de frequen-
tieomvormer nauwgezet:
- Montage: Het basisframe van de fre-
quentieomvormer moet stevig bevestigd
worden aan de steun om de continuïteit
van de aarding van alle elektrische panelen
en schakelkasten in het systeem te garan-
deren.
- Bedrading: Alle bedieningskabels moeten
afgeschermde kabels zijn. De kabel voor
de voeding van de elektrische motor moet
ook afgeschermd zijn. De afscherming
moet correct worden geaard op basis van
de methode op de figuren en aan elk uit-
einde van de kabels. Afzonderlijke kabel-
goten moeten worden gebruikt voor de
voeding van de regeleenheid en de motor.
• De frequentieomvormer zorgt voor een directe
bescherming van de motor en de parameters
van de motor zijn in de fabriek zo ingesteld
dat hij beschermd is tegen alle stroomstoringen.
Een extern overbelastingsrelais is niet nodig.
• Stel de parameters van de frequentieomvormer
in overeenkomstig de aanbevelingen van
Danfoss voor de CDS303-frequentieomvormer
en de VZH-scrollcompressor met variabele
snelheid.
8 – Het systeem vullen
• Laat de compressor uitgeschakeld.
• Vul koelmiddel in vloeibare fase in de retourzijde
van het condensor- of vloeistofreservoir. Res-
pecteer de nominale hoeveelheid voor het
systeem om werking bij te lage druk en te
hoge oververhitting te voorkomen.
Compressor
Vullimiet koelmiddel (kg)
VZH088
VZH117
VZH170
Boven deze limiet moet de compressor worden
beveiligd tegen het terugstromen van vloei-
stof met een 'pump down'-cyclus van niet
minder dan 2,3 bar (g) of een vloeistofafscheider.
FRCC.EI.024.A1.10 © Danfoss Commercial Compressors 03/13
• Laat de vulcilinder nooit zitten op het circuit
om overvulling te voorkomen.
9 – Controle voor ingebruikname
Gebruik veiligheidsapparatuur zoals een
drukschakelaar en een mechanische veiligheids-
klep in overeenstemming met de algemene en
plaatselijke voorschriften en veiligheidsnormen.
Zorg ervoor dat ze actief zijn en correct zijn inge-
steld.
Controleer of de instellingen van hogedruk-
schakelaars en veiligheidskleppen niet hoger
zijn dan de maximale werkdruk van de systeemon-
derdelen.
• Het gebruik van een lagedrukschakelaar is
verplicht om werking onder vacuüm te voor-
komen. Minimale instelling: 1,5 bar (g).
• Controleer of alle elektrische verbindingen
correct zijn vastgemaakt en voldoen aan de
plaatselijke regelgeving.
• De carterverwarming is in de fabriek ingesteld
op "uitgeschakeld". Ze moet niet gebruikt
worden voor de VZH170, maar kan eventueel
worden gebruikt voor de VZH088/117. Stan-
daard is er een externe carterverwarming nodig.
• Na de ingebruikname wordt sterk aanbevolen
om de frequentieomvormer nooit los te kop-
pelen van de stroom.
10 – Opstarten
• Alle kleppen moeten in de open positie staan.
• Breng de HP/LP-druk in evenwicht.
• Zet de compressor onder stroom. Die moet
meteen starten.
• Als de compressor niet start, controleer dan of
hij is aangesloten op de frequentieomvormer
en controleer de stroomverbindingen. Als
deze controles geen problemen aan het licht
brengen, controleer dan de motorwindingen
met een ohmmeter.
• Controleer het bedieningspaneel van de fre-
quentieomvormer: Als een alarm wordt weer-
gegeven, controleer dan de bedrading en in
het bijzonder de polariteit van de besturings-
kabels. Als een alarm wordt weergegeven,
raadpleeg dan de handleiding van de fre-
quentieomvormer. Controleer in het bijzon-
der de combinatie van compressor, frequen-
tieomvormer en koelmiddel.
• Controleer het stroomverbruik en de span-
ningsniveaus op het net. De waarden voor de
elektrische motor van de compressor kunnen
rechtstreeks worden weergegeven op het be-
dieningspaneel van de frequentieomvormer.
• De optimale oververhitting van de compres-
sorafzuiging is ongeveer 6K. De maximaal
toegelaten oververhitting is 30K.
11 – Controleer met draaiende compressor
• Controleer stroomverbruik en spanning.
• Controleer op oververhitting van de afzuiging
om het risico op vloeistofslag te verminderen.
• Controleer het oliepeil bij het starten en tij-
dens de werking om na te gaan of het oliepeil
zichtbaar blijft. Overvloedig veel schuim in
het oliekijkglas wijst op koelmiddel in het carter.
• Observeer het oliekijkglas gedurende 1 uur
nadat het systeem een evenwicht heeft bereikt
om na te gaan of de olie correct terugstroomt
naar de compressor. Deze oliecontrole moet
5,9
worden uitgevoerd in het hele snelheidsbereik
7,9
om te bevestigen dat:
13,5
- de olie goed terugkeert bij lage snelheid
met minimale gassnelheid.
- het oliebeheer in orde is bij hoge snelheid
met maximale olieoverdracht.
• Respecteer de werkingslimieten.
3