39ZDF7020.fm 12 ページ 2019年11月13日 水曜日 午前11時39分
Voorzorgen bij stalling
Als u uw motor stalt met benzine in de brandstoftank en de carburateur,
moet het risico op ontbranding van benzinedamp zoveel mogelijk worden
tegengegaan. Kies een goed geventileerde stallingruimte, op ruime afstand
van apparatuur met open vuur zoals een fornuis, een waterverwarmer of een
kledingdroger. Vermijd ook een plek met een elektromotor die vonken
produceert of waar elektrisch gereedschap wordt gebruikt.
Kies ook geen stallingruimte die erg vochtig is, want vocht bevordert roest en
corrosie.
Zet de motor horizontaal neer bij het stallen. Door te kantelen kan er
brandstof- of olielekkage ontstaan.
Dek de motor af nadat de motor en het uitlaatsysteem zijn afgekoeld, om stof
buiten te houden. Een warme motor en uitlaatsysteem kunnen sommige
materialen doen ontbranden of smelten. Gebruik geen plastic folie om af te
dekken tegen stof.
Onder zo'n niet-doorlatende afdekking blijft vocht rondom de motor achter
en verloopt roestvorming en corrosie sneller.
Uit stalling nemen
Controleer uw motor zoals beschreven in de paragraaf GEBRUIKSCONTROLES
VOORAF in deze handleiding (zie pagina
Als u de brandstof heeft afgetapt ter voorbereiding op stalling, vul de tank
dan weer met nieuwe benzine. Als u een benzinevat gebruikt om bij te
tanken, zorg dan dat deze altijd alleen nieuwe benzine bevat. Na verloop van
tijd oxideert benzine en verslechtert de kwaliteit, waardoor starten wordt
bemoeilijkt.
Als de cilinder ter voorbereiding op stalling werd geolied, zal de motor kort
roken bij de eerste start. Dit is normaal.
TRANSPORTEREN
Als de motor heeft gedraaid, laat dan eerst minstens 15 minuten afkoelen
voordat u de motor op het transportvoertuig zet. Een hete motor en
uitlaatsysteem kunnen brandwonden veroorzaken en materialen doen
ontbranden.
Houd de motor horizontaal wanneer u deze vervoert, om de kans op lekkage
van brandstof te verkleinen. Draai de brandstofkraan in de stand UIT (zie
5
pagina
).
12
3
).
NEDERLANDS
ONVERWACHTE PROBLEMEN OPLOSSEN
MOTOR WIL NIET STARTEN
Mogelijke oorzaak
Brandstofkraan OFF (UIT).
Zet de choke open.
Motorschakelaar UIT.
Motoroliepeil laag
(Oil Alert stopt de motor).
Geen brandstof.
Slechte brandstof: motor
opgeslagen zonder behandeling/
aftappen van benzine of slechte
benzine getankt.
Bougie defect, vuil, of onjuiste
elektrodenafstand.
Bougie nat door brandstof
(verzopen motor).
Brandstoffilter verstopt, carburateur
storing, contact storing, kleppen
vast. enz.
MOTOR HEEFT GEEN VERMOGEN
Mogelijke oorzaak
Filterelement verstopt.
Slechte brandstof; motor
opgeslagen zonder brandstof te
behandelen of af te tappen, of
bijgevuld met slechte benzine.
Brandstoffilter verstopt, carburateur
storing, contact storing, kleppen
vast. enz.
Correctie
Zet hendel in stand AAN.
Zet hendel in stand CLOSED (DICHT)
tenzij de motor warm is.
Draai motorschakelaar in stand ON
(AAN).
Vul bij met aanbevolen olie tot juiste
8
niveau (p.
).
7
Tanken (p.
).
Brandstoftank en carburateur (p. 11).
Bijvullen met nieuwe benzine (p. 7).
Stel juiste afstand in of vervang de
bougie (p. 9).
Droog en herinstalleer de bougie.
Start motor met gasklephendel in
stand MAX.
Breng de motor naar uw
onderhoudsdealer of raadpleeg het
werkplaatshandboek.
Correctie
Reinig of vervang het filterelement
(p. 9).
Brandstoftank en carburateur (p. 11).
Bijvullen met nieuwe benzine (p. 7).
Breng de motor naar uw
onderhoudsdealer of raadpleeg het
werkplaatshandboek.