Fijninstelling bij KE 15:
•
Op meetnippel B branderdruk meten.
Bij Branderdruk < 5 mBar
•
Brander starten, start de brander niet, instelling nazien.
•
Na ca. 10 sec. startgasdruk vlgns. insteltabel naregelen.
Luchtinstelling
Luchtinstelling
maat „A"
maat „A"
verkleinen
verkleinen
als:
als:
vergroten
vergroten
als:
als:
Berekening van de juiste gasbranderinstelling
De in de tabellen aangegeven waarden zijn richtwaarden voor de ingebruikneming.
Hoe de installatie ingesteld moet worden, dient van geval tot geval bepaald te worden.
Voorbeeld:
ketelvermogen
uitgangswaarde rendement
aardgas E (laagste calorische waarde)
ketelbelasting (stookwarmtevermogen van de brander)
Q N
30kW
------- -
------------- -
Q
=
=
η
,
F
0 92
K
De calorische waarde van een gas wordt aangegeven voor een standaardtemperatuur van 0° C en een
standaarddruk van 1013 mbar.
Aardgas E
Aardgas LL
Vloeibaar gas 3B/P (propaan)
Gasmeters meten het volume van het gas in de operationele situatie.
Rookgaswaarden
Rookgaswaarden
CO
CO
O
O
2
2
2
2
te gering
te gering
te hoog
te hoog
CO
CO
O
O
2
2
2
2
te hoog
te hoog
te gering
te gering
Q
N
η
= 92%
K
H
i,n
,
=
32 6kW
H
i,n
H
i,n
H
i,n
Bij Branderdruk > 5 mBar
•Brander starten, start de brander niet; instelling nazien,
indien nodig startgasdruk p
moet altijd lager zijn dan p
• Na ca 10 sec. hoofdgasdruk p
inregeln.
•Daarna maat A-luchtregeling aanpasen (zie tabel).
Luchtinstelling vastzetten door tegenmoer aan te
draaien.
•Rookgasanalyse meten; CO uitstoot controleren.
•Alle meetnippels dichtdraaien.
= 30 kW
3
=10,4 kWh/m
3
= 10,4 kWh/m
3
= 9,3 kWh/m
3
= 25,8 kWh/m
13
Ingebruikneming
hoger instellen (let wel p
S
)
G
volgens insteltabel
G
S