M
ONTAGE VAN DE KOELLEIDING
Raadpleeg de montagehandleiding meegeleverd met de buitenunit
voor het monteren van de koelleiding van de buitenunit.
Voordat u de buizen aansluit, moet u controleren welk soort
koelmiddel wordt gebruikt.
De lokale leidingen moeten worden gemonteerd door een
erkend koeltechnicus en moeten beantwoorden aan de
lokale en nationale reglementeringen terzake.
Gebruik een pijpsnijder en moer die voor het type R410A
geschikt zijn.
Smeer de moer in met ether- of esterolie, voordat u de buis aansluit.
Knijp het uiteinde van de buis vast of plak deze af met tape om
te voorkomen dat stof, vocht of andere vreemde voorwerpen in
de buis terecht komen.
De buitenunit is gevuld met koelstof.
Gebruik bij het aansluiten of losmaken van de leidingen aan/van
het toestel altijd een moersleutel en een steeksleutel.
1
Draaimoment
2
Moersleutel
3
Leidingverbinding
4
Flarewartel
Raadpleeg tabel 1 voor de afmetingen van de flarewartel en het
geschikte draaimoment. (Overmatig aanspannen kan de wartel
beschadigen en lekken veroorzaken.)
Wanneer u de moer bevestigt, smeert u deze eerst aan de
binnen- en buitenkant in met ether- of esterolie en draait u deze
vervolgens met de hand 3 of 4 slagen vast, voordat u deze
stevig vastschroeft.
Smeer dit gedeelte in met ether- of esterolie
Controleer of er geen gaslekken zijn in de leidingaansluiting.
Zorg ervoor dat u de gasleiding en de vloeistofleiding afzonder-
lijk isoleert met behulp van polytheenschuim (thermisch
geleidingsvermogen = 0,041–0,052 W/mK).
binnendiameter
Isolatiemateriaal voor
gasleiding
Isolatiemateriaal voor
vloeistofleiding
LET OP
Gebruik voor de zuigleiding polytheenschuim dat
bestand is tegen een temperatuur van 110°C.
Bij het inbrengen van de koelleidingen in de wandopening
moet u ervoor zorgen dat er geen stof of vocht in de
leidingen terecht komt. Bescherm daarom de leidingen met
een kapje of kleef het uiteinde volledig af met plakband.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
3
1
4
wanddikte
12–15 mm
8–10 mm
8–10 mm
7–10 mm
Tabel 1
Leiding-
diameter
Ø6,4
Ø12,7
M
ONTAGE VAN DE AFVOERLEIDING
Monteer de afvoerleiding zoals afgebeeld en neem de nodige maat-
regelen om condensvorming te voorkomen. Slecht gemonteerde
leidingen kunnen lekken veroorzaken en uiteindelijk meubilair en
andere zaken bevochtigen.
2
1
Hangbalk
1.
Monteer de afvoerleidingen.
•
Zorg ervoor dat de afvoerleiding zo kort mogelijk is en naar
3
beneden gericht om te voorkomen dat er licht in de leiding
blijft.
•
De diameter van de afvoerleiding moet minstens even groot
zijn als de diameter van de aansluitleiding (vinylbuis met een
nominale diameter van 25 mm en een buitendiameter van
32 mm).
•
Breng geen sifon aan in de afvoerleiding en breng nooit het
uiteinde van de slang aan in water.
•
Bij het verlengen van de afvoerslang dient u het tot aan de
buitenkant te isoleren met isolatiemateriaal uit polytheen-
schuim (lokaal aan te kopen).
1
Afvoerslang bevestigd op de binnenunit
2
Afvoerslang verlengd aan de
binnenkant
3
Wand
4
Polytheenschuim
•
Monteer de hangbalken om de 1 tot 1,5 meter om een
afhelling van 1:100 te verzekeren.
•
Bij het samenkoppelen van meerdere afvoerleidingen dient u
de leidingen te monteren zoals afgebeeld.
2.
Controleer na beëindiging van het leidingwerk of de
afvoer vlot loopt.
•
Zorg ervoor dat de afvoerslang stevig is aangesloten.
•
Giet wat water in de lekbak om na te gaan of het water vlot
loopt.
Als de elektrische bedrading is aangesloten
Controleer de afvoer tijdens het KOELEN, zoals uitgelegd in het
hoofdstuk "UITVOEREN VAN EEN TEST".
Draaimoment
Flareafmeting A
14,2~17,2 N•m
8,7~9,1
(144~176 kgf•cm)
49,5~60,3 N•m
16,2~16,6
(504~616 kgf•cm)
1-1.5 m
1
(Raadpleeg afbeelding 2)
Flarevorm
90° ±2
A
R=0.4~0.8
FXDQ20+25M9V3B
VRV systeem airconditioner
4PW45000-1