Installatie van een langere thermistorkabel
(R1T/R2T/R3T)
De thermistor wordt geleverd met eeen standaardkabel van 2,5 m.
Deze kabel kan worden verlengd tot 20 m.
Monteer de langere thermistorkabel met de meegeleverde
draad-op-draad koppelverbindingen.
1
Snijd de draad door of rol de rest van de thermistorkabel op.
Bewaar minstens 1 m van de oorspronkelijke thermistorkabel.
Rol de kabel niet op in de besturingskast.
2
Strip de draad ±7 mm aan beide uiteinden en steek de uiteinden
in de draad-op-draad koppelverbinding.
3
Knijp de koppelverbinding vast met de gepaste krimptang.
4
Warm na de aansluiting de krimpisolatie van de draad-op-draad
koppelverbinding op met een krimpkanon voor een waterdichte
aansluiting.
5
Draai elektrische isolatietape rond de verbinding.
6
Breng voor en na de verbinding een trekontlasting aan.
I
Maak de verbinding op een toegankelijke plaats.
I
Om de verbinding waterdicht te houden, kunt u ze ook
in een schakelkast of een verbindingskast uitvoeren.
I
De thermistorkabel moet minstens 50 mm van de
voedingsdraad verwijderd zijn. Anders kan er een
storing
optreden
interferentie.
P
ROEFDRAAIEN
Na de installatie en wanneer de lokale instellingen zijn ingesteld moet
de installateur de correcte werking controleren. Dit betekent dat de
unit moet proefdraaien - zie de montagehandleiding van de
buitenunit. Controleer de volgende punten alvorens "proef te draaien"
of de unit te gebruiken:
I
Raadpleeg
"Let tijdens de constructie speciaal op de volgende
punten en controleer na installatie" op pagina
I
Nadat de aanleg van de koelmiddelleiding, afvoerleiding en
elektrische bedrading voltooid is, moet de unit dienovereen-
komstig worden getest om ze te beschermen.
I
Open de gaszijdige afsluiter.
I
Open de vloeistofzijdige afsluiter.
Bijkomend proefdraaien
Wanneer het proefdraaien met succes is beëindigd, moet een
bijkomende controle worden uitgevoerd tijdens de normale werking.
1
Sluit
het
contact
T1/T2
afstandsbediening.
2
Controleer de werking van de unit aan de hand van de hand-
leiding en controleer of er zich ijs heeft gevormd op de
luchtbehandelingsunit (opvriezing).
Als er zich ijs op de unit heeft gevormd: raadpleeg
"Storingsopsporing" op pagina
3
Controleer of de ventilator van de luchtbehandelingsunit wel
degelijk ingeschakeld is.
I
Bij een slechte verdeling in de luchtbehandelingsunit
kunnen 1 of meer doorgangen van de lucht-
behandelingsunit opvriezen (ijsvorming) © breng de
thermistor (R2T) hier aan.
I
Afhankelijk van de werkingsomstandigheden (bijv.:
buitenomgevingstemperatuur), kan het nodig zijn de
instellingen te veranderen na de inwerkingstelling.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
9
als
gevolg
van
elektrische
3.
(AAN/UIT)
of
gebruik
10.
B
EDIENING EN ONDERHOUD
Bij gebruik van T1/T2 voor de werking van de luchtbehandelingsunit
geldt de volgende conventie:
I
Wanneer
het T1/T2-signaal
luchtbehandelingsunit te werken.
I
Wanneer
het
luchtbehandelingsunit met werken.
W
AT TE DOEN VOOR HET GEBRUIK
I
Raadpleeg vooraleer de unit in werking te stellen uw
dealer voor de gebruiksaanwijzing van uw systeem.
I
Zie de specifieke handleiding van de besturing (lokale
levering)
levering).
I
Zorg ervoor dat de ventilator van de lucht-
behandelingsunit AAN is wanneer de buitenunit
normaal draait.
Lokale instellingen voor EKEQMCBA
Raadpleeg de montagehandleiding van de buitenunit en de
afstandsbediening.
Bedrijfsinstelling ingeval van stroompanne
Er moet voor gezorgd worden dat T1/T2 na een
stroompanne naar wens is ingesteld. Anders zal het
systeem niet goed werken.
Standnr.
22(12)–5
(*) Na een stroompanne moet T1/T2 veranderd worden in open (geen
koelen/verwarming gevraagd).
(†) Fabrieksinstelling
Regeling binnenventilator instellen
In de stand alleen ventilator en koelen staat de binnenventilator AAN
wanneer de unit draait.
Voor verwarmen zijn meerdere instellingen mogelijk:
Standnr.
Codenr.
de
22(12)–3
(*) Fabrieksinstelling
Standnr.
Codenr.
23(13)–8
(*) Fabrieksinstelling
OPMERKING
De combinatie van "Ventilator UIT bij thermo UIT" en
"Ventilator AAN bij ontdooien/olieretour" resulteert in
ventilator AAN bij thermo UIT.
wordt
gesloten,
T1/T2-signaal
wordt
geopend,
en
de
luchtbehandelingsunit
Codenr.
Beschrijving van de instelling
T1/T2 moet open zijn bij het
01
herstellen van de stroom.
Na een stroompanne moet de status
van T1/T2 identiek aan de oorspron-
(†)
02
kelijke status van T1/T2 van vóór de
stroompanne blijven.
Beschrijving instelling
01
Ventilator AAN bij thermo UIT
02
Ventilator AAN bij thermo UIT
(*)
Ventilator UIT bij thermo UIT
03
Beschrijving instelling
Ventilator UIT bij ontdooien en
(*)
01
olieretour
Ventilator AAN bij ontdooien en
02
olieretour
Ventilator AAN bij ontdooien en
03
olieretour
Optiekit voor combinatie van condensorunits van Daikin
met lokaal geleverde luchtbehandelingsunits
begint
de
stopt
de
(lokale
(*)
EKEQMCBAV3
4P383213-1 – 2014.08