6.1 Circulatiepomp
AANWIJZING
Monteer voor en achter de circulatiepomp af-
sluiters om een eventuele vervanging van de
pomp te vereenvoudigen.
LET OP
Zorg voor en achter de circulatiepomp voor een
stabilisatietraject (rechte buis) van minstens 5x DN
van de pompflens.
1.
Monteer de circulatiepomp in het gebouw in de re-
tourleiding van de verwarming naar de warmtepomp.
Toegestane inbouwlocaties:
2.
Zorg voor elektrische aansluitwerkzaamheden
aan de circulatiepomp.
Gebruikershandleiding van de circulatiepomp
3.
Leg de last- en signaalkabel naar de wandrege-
laar.
LET OP
Kort de last- en signaalkabel niet in.
AANWIJZING
Het minimale drukverlies (∆pmin) van het
systeem moet 0,01 bar bij 0,17 m³/h bedragen
om een doeltreffende regeling van de circula-
tiepomp te waarborgen.
8
6.2 Aanvoer- en retoursensoren
1.
Bevestig de aanvoersensor (②) aan de warmte-
geleidende leiding van de aanvoer (①) die uit de
warmtepomp komt met kabelbinders en warmte-
geleidingspasta.
2.
Bevestig de retoursensor (④) aan de warmtege-
leidende leiding van de retour (③) die naar de
warmtepomp leidt met kabelbinders en warmte-
geleidingspasta.
Documentatie hydraulische aansluitingen
3.
Leg beide sensorkabels naar de wandregelaar.
6.3 Buitensensor
Gebruikershandleiding van de verwarmings- en
warmtepompregelaar, deel 2
Technische wijzigingen voorbehouden | 83058800gNL | ait-deutschland GmbH
1
2
3
4