ZORG ERVOOR DAT U DE FUNCTIE VAN ALLE BEDIENINGSELEMENTEN
MACHINE INSCHAKELEN
• Selecteer modus POWER ON (AAN) op de bedieningsconsole. (Foto 10)
NOODSTOP ACTIVEREN
• Sluit het rode afdekklepje van de EMERGENCY STOP (NOODSTOPSCHAKELAAR) om de
bedieningselementen voor het heffen en rijden op het platform te deactiveren en de parkeerrem van
de machine vast te zetten. (Foto 11)
HELLING AFRIJDEN
• Voordat u een helling afrijdt, moet u ervoor zorgen dat het platform volledig is ingeschoven en
neergelaten. (Foto 12)
• Selecteer modus DRIVE (RIJDEN) op de bedieningsconsole. (Foto 13)
• Druk de voetschakelaar in. (Foto 14)
• Zet de servicerem vrij en laat de machine uitbollen door de gashendel enigszins uit het midden te
verplaatsen. (Foto 15)
• Nadat de machine ongeveer 1 meter heeft uitgebold, activeert u de servicerem en brengt u de
machine VOLLEDIG tot stilstand door de gashendel in de neutrale stand terug te zetten en de
voetschakelaar los te laten.
• Herhaal bovenstaande drie stappen tot de machine zich onder aan de helling bevindt.
• WAARSCHUWING: Hoe steiler de helling, des te minder afstand mag de machine uitbollen. Zorg
ervoor dat de snelheid van de machine naar beneden op een helling NOOIT boven 4,8 km/u
(wandeltempo) komt. VOORDAT de snelheid te hoog wordt, activeert u de servicerem en brengt u
de machine VOLLEDIG tot stilstand door de gashendel in de neutrale stand terug te zetten en de
voetschakelaar los te laten.
RIJDEN MET PLATFORM NEER — HORIZONTALE ONDERGROND
• De maximale rijsnelheid kan alleen worden behaald wanneer het platform is neergelaten.
• Controleer altijd of de route vrij is van mensen en obstakels.
• Selecteer modus DRIVE (RIJDEN) op de bedieningsconsole. (Foto 13)
• Druk de voetschakelaar in. (Foto 14)
• Wijzig de snelheid door de gashendel langzaam naar voren of achteren te bewegen. (Foto 15)
• Verminder de snelheid door de gashendel in de richting te bewegen die tegengesteld is aan de
richting waarin de machine rijdt.
• Stop de machine door de servicerem te activeren. Dit doet u door de gashendel in de neutrale stand
terug te zetten en de voetschakelaar los te laten.
STUREN
• Controleer altijd of het gebied rondom de wielen vrij is van mensen en obstakels.
• Selecteer modus DRIVE (RIJDEN) op de bedieningsconsole. (Foto 13)
• Beweeg de stuurtuimelschakelaar naar links of rechts zoals gewenst. (Foto 16)
• OPMERKING: De stuurbediening is niet zelfcentrerend — gebruik de tuimelschakelaar om de wielen
terug te zetten in de richting recht vooruit.
6
BEDIENINGSINSTRUCTIES
BEGRIJPT VOORDAT U DE MACHINE BEDIENT