Pagina 1
KeContact P20 Installatiehandboek (voor de installateur)
Pagina 2
Opmerkingen over dit handboek In dit handboek vindt u op verschillende plaatsen aanwijzingen en waarschuwingen voor mogelijke gevaren. De gebruikte pictogrammen hebben de volgende betekenis: WAARSCHUWING! Betekent dat dood of ernstig letsel kunnen intreden als de beschreven voorzorgsmaatrege len niet worden getroffen. VOORZICHTIG! Betekent dat materiële schade of licht letsel kunnen intreden als de beschreven voorzorgs maatregelen niet worden getroffen. LET OP Betekent dat materiële schade kan intreden als de beschreven voorzorgsmaatregelen niet worden getroffen. Met deze waarschuwing wordt gewezen op mogelijke gevolgen bij het aanraken van elek trostatisch gevoelige componenten. Opmerking Tips voor het gebruik en nuttige informatie worden met “i” gekenmerkt. U krijgt geen informatie die voor een gevaarlijke of schadelijke functie waarschuwt. Nadere belangrijke informatie. Deze pijl markeert werkstappen die u dient uit te voeren. Document: V 2.00 Document no.: # 90724 Pages: 48 (C) KEBA AG 20122015 Wijzigingen in verband met technische ontwikkeling voorbehouden. Gegevens onder voorbehoud. Wij handhaven onze rechten. De volledige intellectuele eigendom, waaronder ook handelsmerken en auteursrechten, is eigendom van de betreffende bezitter. Ieder gebruik van dit intellectuele eigendom waarvoor geen toestemming is gegeven is niet toegestaan. KEBA AG, postbus 111, Gewerbepark Urfahr, A4041 Linz, www.kecontact.com...
Pagina 3
Het apparaat is voorzien van de CEmarkering. De betreffende verklaringen van overeenstemming worden bij KEBA AG bewaard. Het apparaat voldoet aan de RoHSrichtlijn (RL 2011/65/EG). Het betreffende conformiteitsbewijs wordt bij KEBA AG bewaard. Opmerking over de verwijdering Het pictogram met de doorgestreepte vuilnisbak betekent dat elektrische en elektronische ap paratuur inclusief accessoires gescheiden van het algemene, huishoudelijk afval moet worden verwijderd. Aanwijzingen bevinden zich op het product, in de gebruiksaanwijzing of op de ver pakking. De materialen zijn op basis van hun kenmerking recyclebaar. Met het hergebruik, de recycling of andere vormen van gebruik van afgedankte apparatuur levert u een belangrijke bijdrage aan de bescherming van ons milieu. Verwijderen van batterijen Batterijen en accumulatoren zijn bijzonder afval en moeten op correcte wijze worden verwijderd. Hoewel batterijen een lage spanning hebben kunnen ze bij kortsluiting toch voldoende stroom afgeven om brandbaar materiaal te laten ontvlammen. Daarom mogen deze niet samen met geleidende materialen (zoals ijzerspanen, met olie verontreinigde draadwol etc.) worden verwij derd. Het Installatiehandboek KeContact P20 kunt u downloaden op internet op www.kecontact .com. De nieuwste KeContact P20firmware kunt u downloaden van internet op www.kecontact.com (rubriek Download). In nieuwe firmware kunnen bijvoorbeeld gewijzigde normen verwerkt of de compatibiliteit met nieuwe elektrische auto's verbeterd zijn. 3/48...
Inhoud Inhoud Belangrijke informatie...................... 6 Veiligheidsinstructies ..................... 6 Beoogd gebruik...................... 8 Over dit handboek...................... 8 Productaanduiding ...................... 9 Variantenoverzicht ........................ 10 Optionele uitrusting ...................... 10 Installatierichtlijnen....................... 12 Algemene criteria voor de keuze van de opstelplaats .......... 12 Criteria voor de elektrische aansluiting ................ 13 3.2.1 Algemeen...................... 13 3.2.2 Afwijkende eisen om te voldoen aan “Z.E.Ready®” (Renault) .... 14 Benodigde plaats ...................... 15 Installatie.......................... 16 Voorwaarden voor de installatie...................
Pagina 5
Inhoud Configuratie van communicatie met elektrische wagen PLC>ethernet (optioneel) .. 41 Zekering vervangen ..................... 41 Afmetingen........................ 42 Technische gegevens .................... 43 Normen en richtlijnen .................... 45 Index ............................ 46 5/48...
Belangrijke informatie Belangrijke informatie Veiligheidsinstructies WAARSCHUWING! Het niet in acht nemen van de veiligheidsinstructies kan tot levensgevaar, letsel en bescha diging van het apparaat leiden! KEBA AG aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor daaruit resulterende aanspraken! ● Elektrisch gevaar! Het stroomlaadstation mag uitsluitend door een hiervoor opgeleide, gekwalificeerde en bevoegde elektrotechnisch installateur gemonteerd, voor het eerst in bedrijf genomen en onderhouden worden. Deze is volledig verantwoordelijk voor de naleving van de be staande normen en installatievoorschriften. U dient er bovendien rekening mee te houden dat er een extra overspanningsbeveili ging voor voertuigen of op grond van nationale voorschriften vereist kan zijn. Ook dient u er rekening mee te houden dat in bepaalde landen of door autofabrikanten een andere uitschakelkarakteristiek voor de aardlekschakelaar vereist kan zijn (type B). ● Sluit in het rechter aansluitbereik (ethernet, klemmen voor stuurleidingen) uitsluitend spanningen en stroomcircuits aan, die veilig gescheiden zijn van gevaarlijke spannin gen (bijvoorbeeld voldoende isolatie). Voed de klemmen (X2) uitsluitend met spanningsbronnen met geaarde extra lage span ning (PELV)! ● Controleer vóór de inbedrijfstelling eerst of alle schroef en klemverbindingen stevig vastzitten! ● De aansluitpaneelafdekking mag nooit onbeheerd geopend blijven. Monteer de aansluit paneelafdekking als u het stroomlaadstation verlaadt. ● U mag het stroomlaadstation niet eigenmachtig ombouwen of veranderen! ● Reparatiewerkzaamheden aan het stroomlaadstation zijn niet toegestaan e n mogen uit sluitend worden uitgevoerd door de fabrikant (vervanging van het stroomlaadstation)! ● Verwijder geen merktekens zoals veiligheidspictogrammen, waarschuwingen, type...
Pagina 7
Belangrijke informatie LET OP Gevaar voor beschadiging! ● Let erop dat het stroomlaadstation niet door een onjuiste hantering beschadigd (veran kering, behuizingsafdekking, contactdoos, inwendige componenten etc.). ● De aansluitpaneelafdekking niet openen als het regent! ● Gevaar voor breken van de kunststofbehuizing! Voor de bevestiging mogen geen schroeven met een verzonken kop worden gebruikt! De meegeleverde sluitringen moeten worden gebruikt. De bevestigingsschroeven niet met geweld vastdraaien. Het montagevlak moet compleet vlak zijn (max. 1 mm verschilt tussen opleg of beves tigingspunten). Er moet worden voorkomen dat de behuizing doorbuigt. Opmerkingen voor installateurs die het apparaat mogen openen: Gevaar voor beschadiging! Elektronische componenten kunnen door aanraking worden vernietigd! ● Voor het werken met modules moeten deze eerst elektrisch ontladen worden door een metalen, geaard voorwerp aan te raken! VOORZICHTIG! 5 veiligheidsregels: – Alle polen aan alle kanten uitschakelen! – Tegen herinschakelen beveiligen! – Op spanningsloosheid controleren! – Aarden en kortsluiten! – Naastgelegen spanningsvoerende componenten afdekken en gevarenzones afzetten! 7/48...
Belangrijke informatie Beoogd gebruik Het apparaat is een “stroomlaadstation” voor gebruik binnen en buiten waarop elektrisch aangedreven voer tuigen kunnen worden opgeladen (bijvoorbeeld elektrische auto's). Het stroomlaadstation is bedoeld voor montage op een wand of een standzuil. Bij de montage en aansluiting van het stroomlaadstation moeten de geldende nationale voorschriften in acht worden genomen. Het beoogde gebruik van het apparaat omvat in ieder geval de inachtneming van de omgevingsvoorwaarden waarvoor dit apparaat is ontwikkeld. Bij de ontwikkeling, productie en het testen van het apparaat is rekening gehouden met de toepasselijke vei ligheidsnormen. Als de voor het beoogde gebruik beschreven algemene en veiligheidstechnische instructies worden nageleefd gaan in het normale geval geen gevaren uit van dit product voor materiële schade, noch voor de gezondheid van personen. De in dit handboek beschreven instructies moeten in ieder geval nauwgezet worden gevolgd. Anders kunnen gevarenbronnen worden gecreëerd of veiligheidssystemen buiten werking worden gezet. Onafhankelijk van de in dit handboek gegeven veiligheidsinstructies moeten ook de voorschriften voor veiligheid en de preven tie van ongevallen in acht worden genomen, die gelden voor de betreffende toepassing. Er mogen uitsluitend elektrische voertuigen of de laders ervan worden aangesloten. Het is niet toegestaan om andere apparatuur (bijvoorbeeld elektrisch gereedschap) aan te sluiten! Op grond van technische of wettelijke beperkingen zijn niet alle varianten / opties in alle landen beschikbaar. Over dit handboek Dit handboek is van toepassing op apparaten van het type: ● KeContact P20 Gebruik van dit handboek Dit installatiehandboek is uitsluitend geschreven voor gekwalificeerd personeel De afbeeldingen en toelichtingen in dit handboek hebben betrekking op een typische uitvoering van het ap paraat. De uitvoering van uw apparaat kan hiervan afwijken. De aanwijzingen en instructies voor de bediening van het apparaat vindt u in het “Gebruikershandboek KeContact P20”. Personen die op grond van hun vakopleiding, kennis en ervaring, en de kennis van de toepasselijke nor men, de aan hen opgedragen werkzaamheden kunnen beoordelen en mogelijke gevaren kunnen herken nen. 8/48...
Variantenoverzicht Variantenoverzicht Basismodel met contactdoos (type 2)... [A]...Statusled [B]...Normbus (varianten mogelijk) [C]...Behuizingsafdekking Basismodel met laadkabel (type 1, type 2)... [A]...Statusled [B]...Parkeerhouder voor laadstekker [C]...Behuizingsafdekking [D]...Houder voor laadkabel Laadstekker/laadkabel opbergen... Als er geen laadcyclus wordt uitgevoerd kan de laad stekker veilig worden opgeborgen door deze in de hou der [B] te steken. De laadkabel kan opgerold in de houder [D] worden gelegd. Optionele uitrusting RFIDsensor De RFIDsensor [R] wordt gebruikt voor de contactloze autorisatie van een gebruiker met MIFAREkaarten of tags conform ISO14443. 10/48...
Pagina 11
Variantenoverzicht Sleutelschakelaar De sleutelschakelaar [S] wordt gebruikt voor de autori satie van een gebruiker. Verdere optionele uitrusting ● Netwerkaansluiting ● Schakelcontact (voor het besturen van extra externe installaties) ● Vrijgaveingang voor bijvoorbeeld toonfrequentontvangers, tijdklokken,... (daarmee kan een tijdgestuurde oplading van het voertuig worden gerealiseerd.) ● PLC (Power Line Communication) conform GreenPhynorm ● Montagezuil 11/48...
Installatierichtlijnen Installatierichtlijnen Algemene criteria voor de keuze van de opstelplaats Het stroomlaadstation is gemaakt voor zowel binnen als buiten. Daarom is het nodig om ervoor te zorgen dat de opstelvoorwaarden en de bescherming van het apparaat op de opstelplaats gerealiseerd zijn. ● Houd rekening met de ter plaatse geldende voorschriften voor elektrische installaties, brandpreventie en ongevallenpreventie en zorg voor de benodigde vluchtroutes op de opstelplaats. ● Het stroomlaadstation mag niet in zones met explosiegevaar (ATEXzones) worden geïnstalleerd. ● Monteer het stroomlaadstation zo, dat deze niet direct in loopwegen van personen ligt en niemand over de aangesloten laadkabel kan struikelen resp. dat laadkabel en voorbijgangerswegen elkaar niet krui zen. ● Het stroomlaadstation niet op plaatsen monteren waar het blootgesteld is aan ammoniak of ammoniak gassen (bijvoorbeeld in of bij stallen). ● Het montagevlak moet voldoende stevig zijn voor de optredende mechanische belastingen. ● Het stroomlaadstation niet op plaatsen monteren waarop vallende voorwerpen (bijvoorbeeld opgehan gen ladders of autobanden) het apparaat kunnen beschadigen. ● Volgens productnorm moet het stroomlaadstation op een hoogte tussen 0,4 m en 1,5 m staan. Aanbevolen wordt om het stroomlaadstation (hoogte bus resp. houder) op een hoogte van 1,2 m te monteren. Er moet rekening mee worden gehouden dat nationale voorschriften de hoogte kunnen be grenzen. ● Het apparaat mag niet blootstaan aan directe waterstralen (bijvoorbeeld door in de buurt gelegen hand matige autowasinstallaties, hogedrukreiniger, tuinslang). ● Het apparaat moet op een plaats worden gemonteerd, waar het zo veel mogelijk beschermd is tegen di recte regen, om bijvoorbeeld bevriezing, beschadiging door hagel of dergelijke te voorkomen. ● Het apparaat moet op een plaats worden gemonteerd, waar het zo veel mogelijk, beschermd is tegen di recte zonestralen, om te voorkomen dat de laadstroom gereduceerd wordt of het opladen wordt onder broken door te hoge temperaturen aan componenten van het laadstation. ● Bij een opstelling waarbij het apparaat niet is beschermd tegen weersinvloeden (bijvoorbeeld op een parkeerterrein buiten) wordt de laadstroominstelling bij een ontoelaatbare temperatuuroverschrijding tot 16A gereduceerd. Het opladen kan in dergelijke gevallen ook worden uitgeschakeld.
Installatierichtlijnen Criteria voor de elektrische aansluiting 3.2.1 Algemeen Het stroomlaadstation is in de leveringstoestand ingesteld op 10 ampère. Stel de maximale stroom met de DIPswitches zo in dat deze past bij de geïnstalleerde installatieautomaat (zie hoofdstuk “4.6 DIPswitchin stellingen”). De voedingskabel moet vast worden bedraad in de bestaande gebouwinstallatie en voldoen aan de natio naal geldende wettelijke bepalingen. Keuze aardlekschakelaar: ● Ieder laadstation moet via een eigen aardlekschakelaar worden aangesloten. Er mogen geen andere stroomcircuits worden aangesloten op deze aardlekschakelaar. ● Aardlekshakelaar minimaal type A. Als de voertuigen die moeten worden opgeladen niet bekend zijn (bijvoorbeeld semiopenbaar station), moeten er maatregelen worden genomen die bescherming bieden bij het optreden van gelijklekstromen (>6mA). Dit kan bijvoorbeeld met een speciaal voor elektrische voertuigen gemaakt type aardlekschake laar of met een aardlekschakelaar van het type B worden gerealiseerd. Bovendien moeten de aanwijzin gen van de voertuigfabrikant in acht worden genomen. ● De nominale stroom I moet passend bij de installatieautomaat en de voorzekering worden gekozen. Bemeting installatieautomaat: Houd bij de bemeting van de installatieautomaat ook rekening met de hogere omgevingstemperaturen in de schakelkast! Hierdoor kan onder bepaalde omstandigheden een verlaging van de laadstroominstelling voor de verhoging van de installatiebeschikbaarheid nodig zijn. ● Nominale stroom afhankelijk van de gegevens op het typeplaatje en in overeenstemming met het ge wenste laadvermogen (DIPswitchinstellingen laadstroominstelling) en de voedingskabel bepalen. Bemeting voedingskabel: Houd bij de bemeting van de voedingskabel ook rekening met mogelijke minderingsfactoren en hogere om gevingstemperaturen in het binnenste aansluitbereik van het stroomlaadstation (zie temperatuurrating voe dingsklemmen)! Hierdoor kan in bepaalde omstandigheden ook een grotere kabeldoorsnee en een aanpas sing van de temperatuurbestendigheid van de voedingskabel nodig zijn. Stroomonderbreker: Het stroomlaadstation heeft geen eigen stroomschakelaar. De aardlekschakelaar en de installatieautomaat van de voedingskabel dienen als stroomonderbreker. 13/48...
Installatierichtlijnen 3.2.2 Afwijkende eisen om te voldoen aan “Z.E.Ready®” (Renault) ● In het geval dat een intern schakelelement (relais) niet meer kan openen, moet een extra uitschakelmo gelijkheid worden gerealiseerd. Dit kan worden gerealiseerd met het schakelcontact uitgang X2 (voor details zie het hoofdstuk “4.5.4 Schakelcontact uitgang [X2] (behalve eseries)”). ● Er mogen geen 13Alaadkabels worden gebruikt. ● Bij 3fasige aansluiting van de KeContact P20 moet minimaal een aardlekschakelaar van het type A met DClekstroomherkenning (>6mA) of een aardlekschakelaar van het type B worden gebruikt. ● Renault adviseert een installatieautomaat te kiezen aan de hand van de volgende tabel: Laadstroominstelling Installatieautomaat Karakteristiek (DIPswitchinstelling) 1fasen 3fasen niet toegestaan! niet toegestaan! De nominale stroom van de gekozen installatieautomaat mag in geen geval hoger zijn dan de gege vens op het typeplaatje. Als laadstroominstelling en nominale stroom van de installatieautomaat niet gelijk zijn, moet in het bijzonder worden gelet op de temperatuur in de schakelkast (thermische dera ting van de installatieautomaat). Eisen aan het voedingsnet ● In TT en TNnetten moet de aardingsweerstand van de installatie lager zijn dan 150 ohm. ● In IT of TTnetten met een aardingsweerstand hoger dan 150 ohm moet een scheidingstransformator vóór de EVSE (Electric Vehicle Supply Equipment) installatie worden ingebouwd. De scheidingstransfor mator moet dan in een TNaardingssysteem waarvoor de bovengenoemde criteria gelden worden geïn tegreerd. ● Voedingen met ITaardingssystemen zijn verboden. ● In TT en TNnetten mag de spanning aan de Ndraad tegen PE niet hoger zijn dan 10 V. ● Een te hoog aandeel harmonischen kan de beëindiging van de laadcyclus veroorzaken. De openbare netvoeding moet voldoen aan de normen IEC 6100021, IEC 6100022, EN 50160 art. 4.2.4 en art. 4...
Installatierichtlijnen Benodigde plaats Benodigde plaats... Bij apparaatvarianten met optionele kabelhouder moet naar onderen toe voldoende extra vrije ruimte (y) voor de gebruikte laadkabel worden ingepland. Als meerdere stroomlaadstations naast elkaar worden gemonteerd, moet tussen de stroomlaadstations een afstand van minimaal 200mm worden aangehouden. Afmetingen in millimeter 15/48...
Installatie Installatie Leveringsomvang eseries andere Stroomlaadstation 1 ST 1 ST Kabelhouder (bij variant met laadkabel) 1 ST 1 ST Installatiehandboek (voor de installateur) 1 ST 1 ST Gebruikershandboek (voor de eindklant) 1 ST 1 ST Boorsjabloon 1 ST 1 ST Sleutel voor cilinderslot (optioneel) 3 ST RFID kaart (optioneel) 1 ST [1] Kabelwartel M32x1,5 zwart (klembereik 10–21mm) 1 ST 1 ST [2] Contramoer M32x1,5 zwart 1 ST 1 ST [3] Kabelwartel M16x1,5 zwart (klembereik 410mm) 1 ST [4] Contramoer M16x1,5 zwart 1 ST [5] Kabelinvoer met dubbel membraan M32 zwart (klembereik 14–21mm) 1 ST 1 ST [6] Kabelinvoer met dubbel membraan M20 zwart (klembereik 712mm) ...
Installatie Voorwaarden voor de installatie ● Voor begin van de installatie moeten eerst de installatierichtlijnen worden gelezen. ● Contactpersoon ter plaatse (voor de toegang tot de stroomonderbreker in de verdeelkast). ● De elektrische aansluiting (voedingskabel) moet zijn voorbereid. ● Acclimatisering: Bij een temperatuurverschil van meer dan 15°C tussen transport en installatieplaats moet het stroom laadstation minimaal twee uur ongeopend worden geacclimatiseerd. Als het stroomlaadstation meteen wordt geopend, kan dat leiden watervorming in het binnenste, wat bij het inschakelen van het apparaat schade kan veroorzaken. Onder bepaalde omstandigheden kan de beschadiging pas op een later tijdstip na de installatie optreden. Het is ideaal als het stroomlaadstation een paar uur voor de installatie op de installatieplaats kan wor den opgeslagen. Als dat niet mogelijk is, mag het stroomlaadstation bij lage temperaturen (< 5°C) niet tijdens de nacht buiten of in een voertuig moeten worden opgeslagen. Gereedschappenlijst voor KCP20 Voor de installatie zijn de volgende gereedschappen nodig: ● sleufkopschroevendraaier voor voedingsklemmen (steelbreedte 5,5 mm) ● sleufkopschroevendraaier voor klemmen X/X2 (steelbreedte 3,0 mm) ● kruiskopschroevendraaier PH2 ● montagegereedschap voor kabelwartels M16 (SW 20mm) en M32 (SW 36mm) ● aansluitgereedschap LSA+ (optioneel) 17/48...
Installatie Behuizing voorbereiden 4.2.1 Behuizingsafdekking verwijderen Dekselschroeven... Schroef aan de onderkant van de behuizingsafdek king de twee dekselschroeven [S] los. Behuizingsafdekking verwijderen... (1) Trek de behuizingsafdekking onderaan een stuk eruit. (2) Schuif de behuizingsafdekking een stuk om hoog om deze los te maken. 18/48...
Installatie 4.2.2 Aansluitpaneelafdekking verwijderen Aansluitpaneelafdekking verwijderen... Draai de vier schroeven waarmee de aansluitpa neelafdekking is gemonteerd los en haal de aan sluitpaneelafdekking eraf. De droogzak uit het aansluitveld verwijderen en correct afvoeren. Opmerking over de latere montage Aansluitpaneelafdekking monteren... Plaats de aansluitpaneelafdekking weer terug. Monteer de aansluitpaneelafdekking weer met de vier schroeven. Behuizingsmarkering... Draai de 4 schroeven vast totdat de behuizingsmar kering op de aansluitveldafdekking de behuizing vlak afsluit. De aansluitveldafdekking moet de behuizing correct afdichten. Bij zelftappende schroeven moet meer kracht wor den aangewend (min. 2,5 Nm tot max. 5 Nm). 19/48...
Installatie Kabelinvoer voorbereiden Voor de kabelinvoer zijn twee mogelijkheden beschikbaar: ● kabelinvoer van boven (kabellegging op de wand) ● kabelinvoer van achteren (kabellegging in de wand) Voorbereidingen Verwijder de aansluitpaneelafdekking (zie hoofdstuk “4.2.2 Aansluitpaneelafdekking verwijderen”). Breng de vereiste kabelwartels of blinde schroefverbindingen (als een open kabelinvoeropening niet meer wordt gebruikt) aan op het stroomlaadstation. Kabelinvoeropeningen doorbreken... Leg de behuizing op een stabiele ondergrond en sla voorzichtig met een hamer en sleufkopschroe vendraaier de benodigde kabelinvoeropeningen er uit. Vervolgens plaatst u de juiste doorvoeren (kabel wartel of kabelinvoer met dubbel membraan). 4.3.1 Kabelinvoer van boven – kabellegging op de wand ... Kabelwartel M32 (voedingskabel) ... Kabelwartel M16 (voor stuurleiding/ethernet) ... Kabelwartel M16 (voor stuurleiding/ethernet) ... 20/48...
Installatie 4.3.2 Kabelinvoer van achteren – kabellegging in de wand ... Doorvoer / kabelinvoer met dubbel membraan ... Doorvoer / kabelinvoer met dubbel membraan M32 (voedingskabel) M20 (voor stuurleiding / ethernet) ... Doorvoer / kabelinvoer met dubbel membraan ... M20 (voor stuurleiding / ethernet) Er moet op worden gelet, dat de aansluitkabels in het midden door de kabelinvoer met dubbel membraan worden ingevoerd en daardoor de dichtheid is gegarandeerd. Kabeluitlaat – inbouwdoos... Bij de kabelinvoer kan voor een veilige scheiding een dubbele inbouwdoos met tussenschot worden aange bracht. [A]... Voedingskabel [B]… Stuurleiding [C]… Ethernet 21/48...
Installatie Stroomlaadstation monteren Bevestigingsmateriaal: Het meegeleverde bevestigingsmateriaal (behalve eserie) is geschikt voor beton, baksteen en hout (zonder pluggen). Bij een afwijkende ondergrond moet een daarvoor geschikte bevestigingsmethode worden geko zen. Afhankelijk van het apparaatmodel resp. bij speciale materialen moeten de bevestigingsmateriaal ter plaatse beschikbaar worden gesteld. Een correcte montage is dwingend noodzakelijk en valt buiten de verantwoordelijkheid van KEBA AG. Lees ook de volgende handleiding van de fabrikant: Handleiding voor het plaatsen van pluggen en schroeven. Bron: Firma Fischer Boringen markeren... Markeer de 4 boringen [1] tot [4] met behulp van de meegeleverde boorsjabloon en een waterpas. Boor de vier bevestigingsgaten. Uitleg bij de boorsjabloon: ● De boorsjabloon geeft de buitencontour van het stroomlaadstation weer. ● De vier hoofdmontagegaten zijn uitgelijnd in het midden van de sleufgaten op het apparaat. ● De drie gaten rechtsboven geven het bereik voor de kabelinvoer van achteren weer en helpen bij het uitlijnen van de montagepositie van het apparaat op de kabels. ● De beide inkervingen aan de bovenkant worden gebruikt bij het uitlijnen van het apparaten op de aansluitkabels. ● In het onderste deel kunnen passend bij het appa raat de gaten voor de optionele kabelhouder wor den geboord. Dit deel kan worden verwijderd als de kabelhouder niet of op een andere plaats moet worden gemonteerd. 22/48...
Pagina 23
Installatie Waterafvoer... De waterafvoer van de bovenkant naar de achterzijde van het stroomlaadstation moet gegarandeerd zijn. Daarbij moet op het volgende worden gelet: ● Het stroomlaadstation mag uitsluitend verticaal worden gemonteerd. ● Het st+ moet in een hoek van 90 graden worden gemonteerd (een neiging is niet toegestaan!). Stroomlaadstation monteren... Draai de stokschroeven zover in de plug totdat de schroefdraad nog ca. 2 cm (“x”) eruit steekt. Gebruik de vulringen [A] om oneffenheden te veref fen en een waterafvoer achter het apparaat te ga randeren. Positioneer en monteer het stroomlaadstation met de meegeleverde sluitringen moeren. [A]…Vulring [B]…Behuizing stroomlaadstation [C]…Sluitring [D]…Moer 23/48...
Pagina 24
Installatie Montage op holle wanden... Bij de montage op holle wanden moeten minimaal twee bevestigingsschroeven op een draagelement van de wand worden bevestigd (zie afbeelding). Voor de overige bevestigingsschroeven moeten speci ale pluggen voor holle wanden worden gebruikt. Bij de montage op holle wanden moet er bijzonder goed op worden gelet dat de constructie voldoende draagvermogen heeft. 24/48...
Installatie 4.5.2 Voedingskabel aansluiten Voedingskabel leggen (op de wand)... Leg de voedingskabel van BOVEN zoals weerge geven in de afbeelding. [M]… Kabelmantel Voedingskabel leggen (in de wand)... De voedingskabel moet op de afgebeelde wijze door de doorvoer / kabelinvoer met dubbel mem braan [DMS] worden geleid. Let erop dat de kabelinvoer met dubbel membraan schoon tegen de kabelmantel ligt. Houd rekening met het volgende: ● Gebruik een geschikte kabelmanteldiameter voor de voedingskabel of vergroting van de kabelmanteldi ameter door geschikte afdichtadapters (voor details over het klembereik zie de lijst “Leveringsomvang”). ● De voedingskabel voldoende in de kabelwartel (voedingskabel van boven) of met kabelinvoer met dub bel membraan (voedingskabel van achteren) voeren. De kabelmantel moet zichtbaar zijn in het aansluit bereik. ● De installatiebuis of de lege buis met de voedingskabel mag niet in de kabelwartel (voedingskabel van boven) meegeschroefd of door de kabelinvoer met dubbel membraan (voedingskabel van achteren) worden gevoerd. ● De voedingskabel moet recht en met inachtneming van de juiste buigradiussen (ongeveer kabeldiame ter keer 10) door de kabelwartel (voedingskabel van boven) of de kabelinvoer met dubbel membraan (voedingskabel van achteren) worden gevoerd. ● De kabelwartel of de kabelinvoer met dubbel membraan moet correct ingebouwd en voldoende stevig vastgeschroefd worden. 26/48...
Pagina 27
Installatie Voedingskabel aansluiten... Kort de aansluitdraden in op de passende lengte; deze moet zo kort mogelijk worden gehouden. De PEdraad moet langer zijn dan de overige dra den! Strip de aansluitdraden ca. 12 mm. Bij fijne aansluitdraden worden draadeindhulzen aanbevolen. Sluit de voedingskabels [L1], [L2], [L3], [N] en [PE] aan. Let erop welke buitendraad u op de klem [L1] klemt, als er meerdere laadstations in een netwerk zijn geïnstalleerd (DIPswitchinstellingen voor be lastingmanagement). 1fasige aansluiting... Het is ook mogelijk het laadstation slechts 1fasig aan te sluiten, daarvoor moeten de klemmen [L1], [N] en [PE] worden gebruikt. Voedingsklemmen... De voedingsklemmen zijn geveerde klemmen uitge voerd. Schuif de sleufkopschroevendraaier (5,5mm) in de voedingsklemmen, zoals weergegeven op de af beelding. Klemgegevens: star (min.max): 0,2 – 16 mm² flexibel (min.max): 0,2 – 16 mm² AWG (min.max): 24 – 6 flexibel (min.max) met draadeindhuls: zonder / met kunststofhuls 0,25 – 10 / 0,25 – 10 mm² striplengte: 12 mm sleufkopschroevendraaier: 5,5 mm LET OP Gevaar voor breken bij de klem! ● Beweeg de schroevendraaier niet omhoog, omlaag of naar de zijkant! 27/48...
Pagina 28
Installatie Voedingsklem openen... Druk de sleufkopschroevendraaier met gematigde kracht recht in de klem totdat het contact helemaal opent. Tijdens het indrukken in de klem verandert de hoek van de schroevendraaier. Draad aansluiten... Schuif de gestipte aansluitdraad in de voedings klem. Voedingsklem sluiten... Trek de schroevendraaier helemaal uit de klem om het contact te sluiten. Controleer of de aansluitdraad goed vastzit. Sluit de andere aansluitdraden op dezelfde wijze aan. 28/48...
Installatie 4.5.3 Vrijgaveingang [X1] (behalve eseries) De vrijgaveingang is bedoeld voor gebruik met een potentiaalvrij contact. Met de vrijgaveingang is het mo gelijk de werking van het stroomlaadstation met externe componenten te regelen (bijvoorbeeld externe sleu telschakelaar, toonfrequentontvanger van het energiebedrijf, huisbesturing, tijdklok, cijferslot, fotovoltaïsche installatie etc.). Schakelschema: Elektrische vereisten: Buiten het apparaat is voor deze stuurleiding een veilige scheiding van gevaarlijke spanningen worden gega randeerd. Logische functie: Vrijgavecontact Toestand stroomlaadstation open GEBLOKKEERD gesloten BEDRIJFSKLAAR Aansluiting: Klem de draden op de vrijgaveingang (details over de klem vindt u in het hoofdstuk “4.5.5 Schakelcon tact uitgang [X1/X2] (behalve eseries)”). DIPswitchinstellingen... Het gebruik van de vrijgaveingang moet met een DIP switchinstelling worden geactiveerd. Vrijgaveingang gebruiken: ● “Ja”: DSW1.1 = ON ● “Nee”: DSW1.1 = OFF (default) 29/48...
Installatie 4.5.4 Schakelcontact uitgang [X2] (behalve eseries) Het schakelcontact uitgang (meldcontact) is een potentiaalvrij relaiscontact en geeft een fout aan bij de inter ne veiligheidsschakelaar. Als een uitgang wordt gebruikt, moeten de bijbehorende DIPswitchinstellingen worden gekozen. Schakelschema: Elektrische vereisten: ● extra lage veiligheidsspanning Vcc < 50VAC ● F ≤ 0.5A stroombegrenzend systeem Aansluiting: Klem de draden op het schakelcontact uitgang (details over de klem vindt u in het hoofdstuk “4.5.5 Scha kelcontact uitgang [X1/X2] (behalve eseries)”). DIPswitchinstellingen... Het gebruik van de schakelcontactuitgang moet met een DIPswitchinstelling worden geactiveerd. Schakelcontact uitgang gebruiken: ● “Ja”: DSW1.2 = ON ● “Nee”: DSW1.2 = OFF (default) 30/48...
Installatie 4.5.6 Ethernet1aansluiting [ETH] (optioneel) WAARSCHUWING! Risico's door vereffeningsstromen op afschermingen! In grote installatie kan een via de afscherming stromende vereffeningsstroom kan leiden tot schade aan de interfaces en risico's bij werkzaamheden aan de datakabels. ● Maatregelen (bijvoorbeeld aansluiting op een gemeenschappelijke elektriciteitsverdeler, opbouw van een TNSnetwerk, ...) moeten met de verantwoordelijke voor de gebouw techniek worden afgestemd. De ethernet1aansluiting is uitgevoerd als klemmenblok in LSA+®techniek. Via de ethernet1aansluiting kan bij een communicatie met vaste bedrading worden gerealiseerd (bijvoorbeeld voor Smarthome Integration of vlootoplossingen). Kleurcodering Afhankelijk van de in het gebouw gebruikte bedradingsstandaard worden de contacten conform TIA568A/B voor 100BaseT op de volgende wijze bedraad: 568A 568B 568A 568B paar paar kleur kleur 1 (Tx+) witte/groene streep witte/oranje streep 2 (Tx−) groene/witte streep of oranje/witte streep of groen oranje 3 (Rx+) witte/oranje streep witte/groene streep 4 (Rx−) oranje/witte streep of groene/witte streep of oranje groen Klemgegevens: Categorie...
Pagina 33
Installatie Aansluitgereedschap LSA+®... Origineel aansluitgereedschap van KRONE voor het aansluiten van de draden en het tegelijkertijd afsnijden van de restlengte zonder solderen, schroeven of strip pen. Aansluitkabel voorbereiden... Strip de aansluitkabel ca. 6 cm. Sla ca. 1 cm van het schermvlechtwerk helemaal naar achteren en wikkel het in met geleidend tex tielplakband. Kabel aansluiten... Bevestig de aansluitkabel op het punt met het om wikkelde schermvlechtwerk in de kabelklem [K]. De kabelklem moet op het massapunt [GND] van de printplaat worden geschroefd. Klem de met het aansluitgereedschap de draden in het klemmenblok [ETH]. 33/48...
Installatie DIPswitchinstellingen Wijzigingen in de DIPswitchinstellingen worden pas na een herstart van het stroomlaadstation actief! Druk daarvoor 1 seconde op de [servicetoets] of schakel de voedingsspanning uit/aan. DIPswitches… De DIPswitches worden gebruikt voor de adressering en de configuratie van het stroomlaadstation en bevin den zich onder de aansluitpaneelafdekking. [DSW1]…Configuratie (DIPswitch boven) [DSW2]…Adressering (DIPswitch onder) Weergavevoorbeeld DIPswitches... Voor meer duidelijkheid over de stand van de DIPswit ches worden in de afbeelding de toestanden ON en OFF weergegeven. BESTURINGSFUNCTIES STROOMLAADSTATION Functie DIPswitch Afbeelding Externe vrijgaveingang [X1] wordt gebruikt D1.1 ON= yes (voor details zie hoofdstuk “4.5.3 Vrijgavein gang [X1] (behalve eseries)”. Schakelcontact uitgang [X2] wordt gebruikt D1.2 ON= yes (voor details zie hoofdstuk “4.5.4 Schakel contact uitgang [X2] (behalve eseries)”. SmartHomeinterface via UDP activeren D1.3 ON= yes (voor details zie “UDP Programmers Guide”) 34/48...
Pagina 35
Installatie Met de volgende DIPswitches kan alleen een maximale waarde ingesteld worden die lager dan of gelijk is aan de bedrijfsstroom die is aangegeven op het typeplaatje. STROOMSTERKTE INSTELLEN (DSW1) (*1) Stroom DIPswitch Afbeelding D1.6 D1.7 D1.8 (*1) Ingestelde maximale laadstroomwaarde voor het voertuig (Control Pilot Duty Cycle). IPADRES VIA DHCP VERKRIJGEN (GEEN ADRESSERING) DSW2.1 tot DSW2.4=OFF / DSW2.5=OFF / DSW2.6=OFF In de STANDAARDmodus wordt de oplading zelfstandig door het stroomlaadstation uitgevoerd zonder hoger besturingssysteem. Indien nodig probeert het stroomlaadstation een IPadres via een DHCPserver te verkrijgen. Dit komt ook overeen met de basisinstelling voor laadstations zonder netwerkverbinding. 35/48...
Pagina 36
Installatie VAST INGESTELD IPADRES GEBRUIKEN DSW2.1 tot DSW2.4 / DSW2.5=OFF / DSW2.6=ON Omdat er zich meerdere stroomlaadstations in een netwerk bevinden is een adressering van de stroomlaadstations vereist. De adressering gebeurt met de DIPswitches DSW2.1 tot DSW2.4. De instelbare ethernetadressen beginnen bij 10 + DIPswitchinstelling. Met de 4bitadressering kunnen de adressen 11 tot 26 worden gebruikt Voorbeeld voor adres “17”: [192.168.25.xx]. DSW2.1 = adres bit 2 (waarde=1) DSW2.1 = ON (waarde=1) DSW2.2 = adres bit 2 (waarde=2) DSW2.2 = ON (waarde=2) DSW2.3 = adres bit 2 (waarde=4) DSW2.3 = ON (waarde=4) DSW2.4 = adres bit 2 (waarde=8) DSW2.4 = OFF (waarde=0) Adres = 10 + 1 + 2 + 4 + 0 = 17 AANSLUITING OP HOGERE COMMUNICATIEMODULE DSW2.1 tot DSW2.4=OFF / DSW2.5=ON / DSW2.6=OFF Communication Hub Modus activeren. D2.5 ON= yes Vereist voor de verbinding met bijvoorbeeld de KeContact C10 Communication Hub voor OCPPverbinding (zie voor details “Installa tiehandboek KeContact C10 Communicati on”. PLC MODEM (DSW2.7) PLCmodem deactiveren D2.7 ON= yes INBEDRIJFSSTELLINGSMODUS (DSW2.8) Inbedrijfstellingsmodus activeren D2.8 ON= yes (Zie voor details hoofdstuk “4.7.1 Inbedrijf...
Installatie Inbedrijfstelling Verloop van de algemene inbedrijfstelling 1) Verwijder materiaalresten van de montage en de aansluiting uit het aansluitbereik. 2) Controleer vóór de inbedrijfstelling eerst of alle schroef en klemverbindingen stevig vastzitten! 3) Controleer of alle niet gebruikte kabelwartels correct zijn afgesloten met blinde stoppen of blinde schroef verbindingen. 4) Zorg ervoor dat de spanning van de voedingskabel wordt ingeschakeld. Na 1520 seconden moet de sta tusled langzaam groen knipperen. Iedere keer als het apparaat wordt ingeschakeld, wordt een zelftest uitgevoerd. 5) Voer de voorgeschreven eerste tests door conform de ter plaatse geldende richtlijnen en wetgeving (zie hoofdstuk “4.7.1 Inbedrijfstellingsmodus / zelftest”). 6) Sluit de aansluitpaneelafdekking van het stroomlaadstation. 7) Monteer die behuizingsafdekking (zie hoofdstuk “4.7.3 Behuizingsafdekking monteren”). 4.7.1 Inbedrijfstellingsmodus / zelftest Het stroomlaadstation kan voor de ondersteuning van de eerste installatietest in een inbedrijfstellingsmodus worden gezet. Hierbij wordt een zelftest van het apparaat uitgevoerd (vergrendeling, contractoraansturing, stroommeting etc.) en het resultaat weergegeven. Na een succesvolle test zonder aangesloten voertuig wordt de contactor beperkt geschakeld, om de eerste tests mogelijk te maken. In de inbedrijfstellingsmodus is een normale laadcyclus niet mogelijk. De vergren deling van de stekkerbus wordt aangestuurd om een aansluiten te verhinderen. Het inschakelen van het stroomlaadstation in de inbedrijfstellingsmodus via de voedingsspanning leidt om veiligheidsredenen tot een fout (witroodroodrood), om een onbedoelde activering te voorkomen. Inbedrijfstellingsmodus activeren Zet de DIPswitch DSW2.8 op ON (zie “4.6 DIPswitchinstellingen”). Reset het stroomlaadstation. Druk daarvoor de [servicetoets] 1 seconde in. Nu is de inbedrijfstellingsmodus geactiveerd en wordt aangegeven door de oranje knipperende status led. Nu is het voor ongeveer 5 minuten mogelijk met de meter via standaardtestpennen (bijvoorbeeld Asta co®testpennen van BEHA) contact te maken en de vereiste controles uit te voeren (zie hoofdstuk “4.7.2 Veiligheidscontroles”). Na afloop van 5 minuten wordt de contactor gedeactiveerd en het stroomlaadstation buiten bedrijf ge steld.
Installatie 4.7.2 Veiligheidscontroles Voor de eerste inbedrijfstelling dient u eerst te controleren of de beveiligingsmaatregel(en) van de installatie conform de nationaal geldende voorschriften werken (zie bijv.: ÖVE/ÖNORM E8001661, DIN VDE 0100 600:200806 “Controles,...”)! Elektrische installaties of apparaten moeten voor de eerste inbedrijfstelling worden gecontroleerd door de in stallateur van de installatie resp. het apparaat. Dit geldt ook voor de uitbreiding of wijziging van bestaande installaties of elektrische apparaten. Er wordt echter uitdrukkelijk op gewezen, dat alle bepalingen voor de veiligheidsmaatregelen moeten wor den gevolgd. Hierbij moet onder andere op de onderstaande punten worden gelet: De controles (of de verbindingen van de aarddraad doorlopen; isolatieweerstand, RCD (aardlekschake laar) uitschakelstroom, uitschakeltijd; ...) moeten voor het uitgebreide resp. gewijzigde deel worden uitge voerd. De gebruikte meetapparatuur moet voldoen aan de nationale voorschriften! (bijvoorbeeld: DIN EN 60557 (VDE 0413) “Elektrische veiligheid in laagspanningsnetten tot AC 1000V en DC 1500V“). De meetresultaten moeten worden gedocumenteerd. Van de controle moet een controlerapport worden opgesteld en bewaard. 38/48...
Installatie 4.7.3 Behuizingsafdekking monteren Behuizingsafdekking bevestigen... Haak de behuizingsafdekking er boven in en schuif de afdekking een stuk omlaag. Let erop de behuizingsafdekking boven correct in de geleidingen van de behuizing zit. Behuizingsafdekking monteren... Klep de behuizingsafdekking daarna naar achteren. De behuizingsafdekking moet zonder grote weer standen in de geleidingen glijden. Let erop de behuizingsafdekking aan alle kanten correct in de geleiding van de behuizing zit. Er mag slechts een minimale, gelijkmatige spleet aanwezig zijn. Dekselschroeven... Bevestig de behuizingsafdekking aan de onderkant met twee dekselschroeven [S]. 39/48...
Overige technische handleidingen Overige technische handleidingen RFIDgebruikerskaarten programmeren (optioneel) RFIDmastercard programmeren Voor de programmering van RFIDgebruikerskaarten is de autorisatie met een RFIDmaster kaar vereist. Met de RFIDmastercard kan de programmeermodus worden geactiveerd en ge deactiveerd. De eerste RFIDkaart die door het stroomlaadstation wordt herkend wordt automatisch als RFIDmastercard opgeslagen. Houd de te programmeren mastercard voor de RFIDsensor en wacht op het akoestische signaal. De RFIDmasterkaart is nu geprogrammeerd. Bewaar deze kaart goed. RFIDgebruikerskaart programmeren Houd de RFIDmasterkaart voor de RFIDsensor en wacht op het akoestische signaal. Houd binnen 5 seconden de nieuwe RFIDgebruikerskaart voor de RFIDsensor en wacht op het akoesti sche signaal. Houd voor de bevestiging de RFIDmasterkaart binnen 5 seconden nog een keer voor de RFIDsensor en wacht op het akoestische signaal. De RFIDgebruikerskaart is nu geprogrammeerd. Alle RFIDkaarten in het geheugen wissen Verwijder de behuizingsafdekking en open de aansluitpaneelafdekking van het stroomlaadstation. Druk de [servicetoets] 5 seconde in. Alle opgeslagen RFIDkaarten (inclusief masterkaart) worden nu gewist. Begin nu weer met de programmering van de RFIDmastercard. RFIDfunctie deactiveren Verwijder de behuizingsafdekking en open de aansluitpaneelafdekking van het stroomlaadstation. Druk de [servicetoets] 5 seconde in. Alle opgeslagen RFIDkaarten (inclusief masterkaart) worden nu gewist. De RFIDfunctie wordt gedeactiveerd als gedurende de volgende 60 seconden geen RFIDkaart voor de sensor gehouden wordt. Na deactivering wisselt de statusindicatie van blauw naar groen. 40/48...
Overige technische handleidingen Configuratie van communicatie met elektrische wagen PLC >ethernet (optioneel) Om ervoor te zorgen dat de wagen toegang heeft tot het thuisnetwerk en/of internet moet de Powerlinecom municatie tussen wagen en stroomlaadstation aan beide kanten met hetzelfde wachtwoord worden geconfi gureerd (NMK “Network Membership Key”). Het standaardwachtwoord is “emobility”. Aanbevolen wordt om dit wachtwoord te wijzigen. De benodigde software (“EV Communication Assistant”) incl. handleiding voor de configuratie van het stroomlaadstation vindt u op de downloadpagina onder www.kecontact.com. Meer details over de configuratie van uw wagen vindt u in de handleiding van uw wagenproducent. Zekering vervangen De volgende zekering moet worden gebruikt: Aanduiding Stroom / spanning Type Afmetingen 3.15 A / 250 V Traag met hoog uitschakelver 5 x 20 mm zekering mogen (>1500A) (T) (H) Zekering vervangen... Schakel de voedingskabel van het stroomlaadstati on geheel uit. Verwijder de aansluitpaneelafdekking. Druk met een schroevendraaier in de opening van de zekeringhouder. Draai de zekeringhouder tegen de klok in open tot dat deze door de veer automatisch naar voren springt. Vervang de zekering. Druk de zekeringhouder naar binnen en schroef hem tegen de klok in weer vast. 41/48...
Overige technische handleidingen Technische gegevens Elektrische gegevens Kabellegging: op of in de wand Aansluitdoorsnede: Minimale doorsnede (afhankelijk van kabel en wijze van leggen): 5 x 2,5 mm² (16A nominale stroom) 5 x 6,0 mm² (32A nominale stroom) Voedingsklemmen: Aansluitkabel: star (min.max): 0,2 – 16 mm² flexibel (min.max): 0,2 – 16 mm² AWG (min.max): 24 – 6 flexibel (min.max) met draadeindhuls zonder / met kunststofhuls: 0,25 – 10 / 0,25 – 10 mm² Temperatuurrating voedingsklemmen: 105°C Nominale stroom (configureerbare aansluitwaarden): 10A, 13A, 16A, 20A, 25A of 32A 3fasen of 1fase Netspanning (Europa): 230V 230/400V 3N~ (behalve eserie) Netfrequentie: 50Hz / 60Hz Overspanningscategorie: III volgens EN 60664 Belastbaarheid nominale stroom op korte termijn: < 10kA effectieve waarde volgens EN 614391 Afzekering (in de huisinstallatie): De afzekering moet afhankelijk van de contactdoos/ kabelvariant (zie typeplaatje) voldoen aan de ter plaatse geldende richtlijnen. Foutstroombeveiliging FI I =30mA Typ A, pulsstroomgevoelig ΔN passend bij de afzekering dimensioneren (in de huisinstallatie): N ...
Pagina 44
Overige technische handleidingen Interfaces Vrijgaveingang [X1]: Vrijgaveingang voor externe autorisatie: Aansluitkabel: doorsnede (min.max): 0,08 – 4 mm² AWG (min.max): 28 – 12 Potentiaalvrij schakelcontact uitgang [X2]: Extra lage veiligheidsspanning <50V 50/60Hz Externe stroombegrenzing max. 0,5A Aansluitkabel: doorsnede (min.max): 0,08 – 4 mm² AWG (min.max): 28 – 12 Ethernet2aansluiting (debug) [X3]: RJ45 Ethernet1aansluiting [X4]: LSA+ klemmen RFID (optioneel): MIFAREkaarten of tags conform ISO14443 Cilinderslot (optioneel): halve profielcilinder volgens EN 1303 resp. DIN 18252 Lengte A=30mm (31mm) Mechanische gegevens Afmetingen (h x b x d): 240 x 495 x 163 mm (voorbeeld type2 normbus) Gewicht: ca. 4,8 kg (afhankelijk van variant) Omgevingsvoorwaarden Bedrijfstemperatuurbereik bij 16A: 25°C tot +50°C zonder directe zonnestralen Bedrijfstemperatuurbereik bij 32A: 25°C tot +40°C zonder directe zonnestralen Temperatuurgedrag: In de gespecificeerde bedrijfstemperatuurbereiken stelt het apparaat de laadstroom continu beschik baar. Voor verhoging van de laadbeschikbaarheid wordt bij niet toegestane overschrijding van de tempera...
Overige technische handleidingen Normen en richtlijnen EGrichtlijnen 2004/108/EG Richtlijn over elektromagnetische compatibiliteit 2006/95/EG Laagspanningsrichtlijn Controle van de conformiteit met de laagspanningsrichtlijn / EMCrichtlijn EN 618511 Laden via een geleidende verbinding van elektrische voertuigen EN 6185122 Laadsysteem via een geleidende verbinding van elektrische voertuigen – deel 22: AClaadstation voor elektrische voertuigen EN 614391 Laagspanningsschakel en verdeelinrichtingen Deel 1: Algemene regels FprEN 614397 Laagspanningsschakel en verdeelinrichtingen Deel 7: Combinaties van scha kelsystemen voor bijzondere bedrijven, ruimtes en installaties, zoals jachtha vens, kampeerterreinen, marktplaatsen en soortgelijke toepassingen en laad stations voor elektrische voertuigen 45/48...