2.2
Instellingen van de diverse functies
Door de toets 2 seconden ingedrukt te houden komt u in het gebruikers instellingen menu (LED bij
display gaan knipperen). Door herhaald op de toets te drukken gaat telkens een andere functie LED knipperen.
De waarde van de functie kan met de
getoond.
Met de reset
toets wordt het instel menu afgesloten en worden de wijzigingen opgeslagen.
•
Wanneer gedurende 30 seconden geen toets wordt ingedrukt, wordt het instel menu automatisch afgesloten
•
en worden de wijzigingen opgeslagen.
Met de aan/uit
toets wordt het instellingen menu afgesloten maar worden de wijzigingen niet opgeslagen.
•
De maximale CV-aanvoertemperatuur. Instelbaar tussen 30°C en 90°C (standaardinstelling 80°C).
Lage stand bij matig koud weer, hoge stand bij kouder weer.
Tapwater temperatuur. De temperatuur van het tapwater in de boiler kan, indien de boiler voorzien is van
een sensor, ingesteld worden op het bedieningspaneel van het toestel (in verband met mogelijke legionella
vorming niet lager instellen dan 60°C).
3
IN BEDRIJF STELLEN
Stel het toestel in bedrijf nadat deze waterzijdig, gas- en elektrotechnisch door een erkend installateur is
aangesloten en gecontroleerd.
Controleer de volgende punten:
De CV-installatie en eventueel aangesloten warmwatervoorziening moeten goed gevuld en ontlucht zijn.
•
Het toestel dient uitgeschakeld te zijn (horizontaal streepje op service
•
De waterdruk in de CV-installatie moet liggen tussen 1 en 2 bar maximaal (af te lezen op het temperatuur
•
display).
Nooit het toestel inschakelen als het toestel, de CV-installatie en de warmwaterinstallatie niet geheel gevuld en
ontlucht zijn.
De kamerthermostaat moet lager ingesteld zijn dan de temperatuur in de kamer.
•
De gaskraan moet geopend zijn.
•
Schakel het toestel in met de aan/uit
•
dooft). Het is mogelijk dat het toestel nu gaat branden t.b.v. de warmwatervoorziening tot de boiler op
temperatuur is.
Stel de kamerthermostaat hoger in dan de kamertemperatuur. Het toestel gaat branden.
•
4
STORINGEN
Indien zich de volgende eenvoudige storingen aan het toestel voordoen dan kunnen deze als volgt opgelost
worden. Bij herhaling of andere storingen altijd uw installateur waarschuwen.
1.
De CV-installatie wordt niet of onvoldoende warm:
Verhoog de ingestelde temperatuur van de kamerthermostaat.
•
Open de radiatorkranen.
•
Stel de CV-watertemperatuur hoger in m.b.v. de en de
•
§ 2.2).
Ontlucht het toestel en installatie en controleer de CV-waterdruk.
•
2.
Het tapwater wordt niet of onvoldoende warm:
Zet de warmwaterkraan verder open.
•
Stel de tapwatertemperatuur hoger in m.b.v. de en de
•
§ 2.2).
3.
De storings-LED boven de reset
aangegeven:
1
Het toestel wordt te warm, er is onvoldoende doorstroming. Open de radiatorkranen, ontlucht het
•
toestel en installatie en controleer de CV-waterdruk. Zonodig bijvullen (zie § 5 ).
4
De brander ontsteekt niet. Open de gaskraan.
•
Druk na het opheffen van de oorzaak op de reset knop en het toestel zal opnieuw in werking treden. Voor de
betekenis van de overige bedrijfs- en storingscodes zie het installatievoorschrift.
ACV Belgium
en
toets ingesteld worden. De ingestelde waarde wordt op het display
toets op het display (de LED gaat branden, en het service
en de
en de
toets knippert. Op het display (4) worden de volgende codes
en het
display overige LED's gedoofd).
display
toets op het bedieningspaneel (zie
toets op het bedieningspaneel (zie
3