I NS T AL L AT I E H A N DL E I D I N G
Mocht u geen gebruik maken van een aanbevolen Dru-bedieningsluik, houdt dan de in hoofdstuk 5.4 tot en met
Let op!
5.6 vermelde veiligheden en noodzakelijke instructies strikt in acht.
Indien u geen gebruik maakt van het bedieningsluik, houdt u dan ook rekening met:
-
de toegankelijkheid van alle componenten die normaal in het bedieningsluik worden geplaatst;
-
de maximale temperatuur van deze componenten (Maximaal 60 °C).
Het gasregelblok is onder het toestel aan de branderplaat gemonteerd. Het dient losgenomen te worden en later in
het bedieningsluik geplaatst te worden. Zie voor plaatsing van het gasregelblok in het bedieningsluik paragraaf 5.6.
Ga als volgt te werk:
Ø
Maak de leidingen los van het gasregelblok (flexibele gasleiding, aluminium waakvlamleiding en thermokoppel 1);
De rode draad van thermokoppel 2, indien van toepassing, blijft aangesloten op het gasregelblok.
!Let op
Ø
Maak het gasregelblok los van de branderplaat door de parker los te schroeven.
Ø
Rol voorzichtig de rode en zwarte draad van thermokoppel 2 uit als dit van toepassing is.
Ø
Leg het gasregelblok samen met de draden van thermokoppel 2, de ontstekingskabel, de flexibele gasslang, de
aluminium waakvlamleiding en de typeplaat met ketting in de richting van het bedieningsluik.
-
Zorg ervoor dat er geen vuil in de gasleidingen en aansluitingen zit;
!Let op
-
Vermijd knikken in de leidingen.
-
Voorkom dat de ontstekingskabel in contact komt met andere bedrading;
!Let op
-
Het typeplaatje dient bevestigd te blijven aan de ketting.
Ø
Stel de hoogte van het toestel in met behulp van de stelvoeten en
Ø
Zet het toestel waterpas.
!Tip
Het inbouwframe bij de meeste 2- of 3-zijdige toestellen is nastelbaar. Hierdoor kunt u het inbouwframe goed laten
aansluiten op de boezem. Voor 2- of 3-zijdige toestellen, die niet nastelbaar zijn, verwijzen wij naar hoofdstuk 5.9
'Aanvullende instructies'.
ontsteek het toestel niet voordat het volledig gastechnisch en afvoertechnisch is geïnstalleerd, volg eerst de
!Let op
procedure zoals beschreven in hoofdstuk 7.3.
5.5 Plaatsen boezem
Voor een goede afvoer van de warmte dient er voldoende ruimte rondom het toestel aanwezig te zijn.
De boezem moet voldoende geventileerd worden door middel van ventilatieopeningen (ingaand en uitgaand).
-
Gebruik onbrandbaar en hittebestendig materiaal voor de boezem inclusief de bovenkant van de boezem, het
!Let op
materiaal ín de boezem en de achterwand van de boezem;
-
Voorkom dat het toestel wordt belast door het gewicht van de boezem bij gebruik van steenachtige
materialen;
-
De doorlaat van de, zo hoog mogelijk geplaatste, ventilatieopeningen (uitgaand) staan vermeld in Bijlage 2,
Tabel 2.
Houd bij het plaatsen van de boezem rekening met (zie Bijlage 3, Afb. 2):
!Let op
-
De plaats voor het bedieningsluik: dit moet zo laag mogelijk geplaatst worden;
-
De afmetingen van het bedieningsluik; zie plaatsen bedieningsluik paragraaf 5.6;
-
Niet bij alle toestellen wordt het Dru-bedieningsluik standaard meegeleverd. Wij adviseren desondanks alleen
van een, eventueel los leverbaar, Dru-bedieningsluik gebruik te maken. Mocht u hier niet voor kiezen, dan
dient u ten behoeve van de ingaande ventilatie een zo laag mogelijk geplaatste ventilatie-opening van
2
100 cm
te maken.
-
De plaats van de ventilatieopeningen (V) (uitgaand);
-
Houd een afstand tussen de bovenkant van de ventilatieopening (uitgaand) en het plafond van de woning
van minimaal 30 cm;
-
De afmeting van de ruit zodat deze geplaatst/verwijderd kan worden na het plaatsen van de boezem;
-
De bescherming van het gasregelblok en de leidingen tegen cement en kalk.
(indien van toepassing)
NL