I NS T AL L AT I E H A N DL E I D I N G
5.11 Afstellen toestel
Het toestel dient zo afgesteld te worden dat het goed functioneert in combinatie met het toegepaste afvoer
systeem.
Daartoe wordt eventueel een restrictieschuif geplaatst en/of wordt de luchtinlaatgeleider verwijderd. De
voorwaarden voor toepassing met geveldoorvoer en dakdoorvoer staan vermeld in Bijlage 2, Tabellen 4,5 en 6.
5.11.1 Restrictieschuif
De restrictieschuif (R) is los meegeleverd (zie Bijlage 3, afb. 13).
Deze wordt als volgt geplaatst:
Ø
Schroef de 10 parkers (S) los van de middelste plaat (T) en verwijder deze.
Ø
Plaats de restrictieschuif.
Ø
Stel de afstand van de restrictie in;
-
bij een instelling van 40 mm afstand betekent dat de schuif maximaal wordt dichtgeschoven;
-
bij een instelling van 55 mm afstand moet worden ingesteld m.b.v. mal (zie Bijlage 3, Afb. 14).
Ø
Zet de restrictieschuif vast m.b.v. de inbusbout (U).
Ø
Bevestig de middelste plaat weer terug met behulp van de parkers.
5.11.2 Luchtinlaatgeleider
De luchtinlaatgeleider (L) bevindt zich in de achterzijde, onder in de verbrandingskamer (zie Bijlage 3, Afb. 15). Om
deze te kunnen bereiken, dient de bak rondom de brander verwijderd te worden. Af fabriek is de
luchtinlaatgeleider gemonteerd met een opening van 13 mm.
Blijkt uit Tabel 4 en 6 in Bijlage 2 dat de luchtinlaatgeleider gewijzigd dient te worden, ga dan als volgt te werk;
Ø
Neem als eerste de bak rondom de brander weg.
-
Schroef de parkers rondom de brander eruit;
-
Neem de bak rondom de brander eruit.
Ø
Verwijder de luchtinlaatgeleider (L).
-
Schroef de parkers van de luchtinlaatgeleider eruit;
-
Verwijder de luchtinlaatgeleider (L).
-
Schroef de parkers van de luchtinlaatgeleider terug!
!Let op
NL