ANTIPENDELTIJD
ANTIPENDELTIJD
Uit
1 min.
3 min.
6 min.
KETELVEILIGHEID
KETELVEILIGHEID
5°C
10°C
15°C
20°C
CV LT BEWAKING
CV LT BEWAKING
Uit
55°C
65°C
MAX. CV VERMOGEN
MAX. CV VERMOGEN
7 kW
15 kW
24 kW
(Voorbeeld voor 24 kW)
42
Als de cv-watertemperatuur boven de maximale ingestelde temperatuur komt zal de
brander niet telkens aan- en uitschakelen, maar slechts eens in de anti-pendeltijd.
UIT (*) – Alleen voor specifieke gevallen.
●
1 MIN (*) - Alleen voor specifieke gevallen
●
3 MIN – [Standaardinstelling].
●
6 MIN – Te veel aan- en uitschakelen door te kleine waterinhoud verwarmingscircuit.
●
*) Voor meer informatie kunt U contact opnemen met Itho Daalderop.
Wanneer de cv-aanvoertemperatuur in het toestel onder de ingestelde waarde zakt, dan
komt het toestel in bedrijf en warmt zich op tot circa 5-10 ºC boven de ingestelde waarde.
5°C – Toestel in ruimte met minimale kans om te bevriezen.
●
10°C – [Standaardinstelling].
●
15°C – Toestel in ruimte met gemiddelde kans om te bevriezen.
●
20°C – Toestel in ruimte met grote kans om te bevriezen.
●
ä
Let op!
De ketelveiligheid voorkomt alleen schade aan het toestel door bijvoorbeeld bevriezing.
Het voorkomen van schade aan de totale cv-installatie kan niet worden gegarandeerd.
Wanneer de cv-aanvoertemperatuur van de LT zone (1e zone) in het toestel meer dan 5°C
boven de ingestelde waarde stijgt, zal het toestel voor cv-gebruik uitschakelen.
De foutmelding zal zich iedere 20 minuten automatisch resetten totdat het cv-water weer
verwarmd kan worden.
Warm water blijft wel beschikbaar.
UIT – [Standaardinstelling] - De LT zone (1e zone) wordt gebruikt voor
●
hogetemperatuurverwarming.
55°C – De temperatuurbeveiligingsensor van de LT zone (1e zone) is door de regeling
●
gedetecteerd en actief op de ingestelde waarde.
65°C – Meer warmte gewenst in de LT zone (1e zone). De
●
temperatuurbeveiligingsensor van de LT zone (1e zone) is door de regeling
gedetecteerd en actief op de ingestelde waarde.
*) Alleen van toepassing bij gebruik van de 2e cv-zone (optioneel).
Begrenst het maximale vermogen van het toestel voor woningverwarming. De ingestelde
waarde moet altijd hoger zijn dan of gelijk zijn aan het berekende installatievermogen.
Installatievermogen ≤
Installatievermogen ≤
Standaardinstelling
24/..
30/..
7 kW
7 kW
15 kW
18 kW
24 kW
30 kW