De groepen zijn als volgt ingedeeld:
Groep
1
2
3
4
13 t/m 16
Welke aansluiting van de booster als retourlijn wordt gebruikt is niet belangrijk.
Wel moet men van elke booster de aansluiting van hetzelfde potentiaal
gebruiken, (doorgaans dezelfde aansluiting op de booster) daar er anders
mogelijk een kortsluiting kan optreden indien de trein de onderbreking passeert.
Indien er gelijksoortige modules worden gebruikt (dus met 16 ingangen) in de
keten, zullen van elke volgende module de ingangen in een veelvoud van 16
worden doorgenummerd.
Zo heeft de volgende module ingang 17 t/m 32 en de daaropvolgende 33 t/m 48
enz., enz.
Om stroom detectie mogelijk te maken, zal het stuk spoor waarop de melding
moet plaatsvinden, aan beide uiteinde van dezelfde spoorstaaf moeten worden
onderbroken.
Hoe men dit doet toont figuur 8. (detectie gedeelte)
De rode markeringen zijn onderbrekingen in de spoorstaaf.
Stoomdetectie zal nu plaats vinden indien er door een verbruiker (dit kan een
locomotief en/of een wagon zijn die voorzien is van verlichting of andere stoom
verbruiker) stroom wordt verbruikt in dit baan gedeelte.
In het voorbeeld zoals getekend in figuur 8 is dit op het detectie gedeelte dat
aangegeven staat. (tussen de twee rode markeringen)
Ingang
Aansluiting
1 t/m 4
5 t/m 8
9 t/m 12
11 t/m 14
16 t/m 19
aansluiting
1 t/m 4
5 (Common)
6 t/m 9
10 (Common)
15 (Common)
20 (Common)
14
Retour