VOOR DE INSTALLATEURS EN PROFESSIONALS
2.3 Test na installatie
Controleer de bedrading zorgvuldig voordat u de warmtepomp aanzet.
2.3.1. Inspectie voor gebruik
Controleer de installatie van de hele warmtepomp en aansluitingen volgens het aansluitschema.
Controleer de bedrading volgens het elektrisch schema en aarding aansluiting.
Zorg ervoor dat de hoofdschakelaar goed verbonden is.
Controleer of er geen obstakels staan voor de luchtinlaat en -uitlaat van de warmtepomp
2.3.2. Test procedure
De gebruiker wordt geadviseerd om de filterpomp op te starten voor de warmtepomp, en om de
warmtepomp af te leggen voor de filterpomp voor een lange levensduur.
De gebruiker wordt geadviseerd om bij het starten van de waterpomp, een controle te doen op
eventuele waterlekken. De stroom aanleggen en op ON/OFF knop drukken. Stel de gewenste
temperatuur in op de thermostaat.
Om de warmtepomp te beschermen is deze uitgerust met een startvertragingstijdfunctie. Nadat
u de warmtepomp hebt aangezet, zal de ventilator beginnen draaien binnen 3 minuten. 30
seconden daarna zal de compressor beginnen te lopen.
Na het opstarten van de warmtepomp, controleren of er geen abnormale geluiden zijn.
Controleer de temperatuur instelling.
2.4. Onderhoud en winterklaar maken
2.4.1 Onderhoud
Het onderhoud moet 1maal per jaar worden uitgevoerd door een gekwalificeerde technieker.
Zet de stroom af naar de
warmtepomp voor het reinigen,
onderzoek en reparatie. Raak de
elektronische componenten niet
aan vooraleer de LED indicatie
op PCB uit is geschakeld.
Reinig de verdamper met huishoudelijke schoonmaakmiddelen of schoon water, NOOIT benzine,
verdunner of een soortgelijke brandstof.
Controleer bouten, kabels en aansluitingen regelmatig.
17