INBEDRIJFNAME
kanalen wanneer de adressen worden toegewezen.
Bij het toewij zen van adresseringen ontvangen meerkanaalse actoren automatisch opeenvolgende adresseringen voor alle kanalen.
Als de BA-draaischakelaar in stand 1 staat, knipperen de leds van alle apparaten (behalve weergaveapparaten) die al een
adressering hebben met tussenpozen van ca. 5 seconden achter elkaar. Er kan zonder te wissen een nieuwe apparaatadressering
gegeven worden. Dit kan nodig zij n als meerdere apparaten per ongeluk hetzelfde apparaatadressering gekregen hebben.
B) Toewij zing apparaatadres via PCT14-software: Voordat een verbinding met de PCT14 tot stand kan worden gebracht, moet
de BA draaischakelaar op de FAM14 of FTS14KS tussen stand 2 en 8 staan. Daarna kunt u de verbinding tot stand brengen. Stel
de middelste draaischakelaar van telkens slechts één actor in op LRN (inleren); de LED knippert rustig. (Opgelet, bij de FSR14,
FAE14 en F4HK14 moet de onderste draaischakelaar ook ingesteld worden op kanaal 1..2 of 1..4). Door met de rechter muisknop te
klikken in het linkervenster, wordt een menu weergegeven, waarin men de functie 'search device for address assignment' moet
kiezen. Klik met de rechtermuisknop op de nieuw gevonden, roze gekleurde actor en klik dan op de functie 'Edit and transfer device
address' . Tenslotte wij st u een vrij adres toe. De knipperende LED in de actor gaat uit. Nu kunnen verdere actoren volgens
dezelfde procedure worden geadresseerd.
Apparaat adressering van bus apparaten
Apparaat
DSZ14
F3Z14D
FDG14
FGSM14
FGW14
FGW14-USB
FMSR14
FPLG14
FSDG14
FSU14
FTD14
FTS14TG
FWG14MS
FWZ14
3. Belangrij kste bedrij fsinstellingen:
FAM14
BA 1
Apparaatadressering toewij zing
BA 2
Bi-directionele bus met feedback, standaardinstelling bij v. bij gebruik van visualisatiesoftware
BA 8
Uni-directionele bus zonder feedback, alleen ontvangst
BA 2-4 als interne apparaatadressen verwerkt moeten worden, bij v. bij de FSU14, FMSR14 of FWG14MS
De onderste draaischakelaar wordt voor het inleren van gecodeerde sensoren benodigd en wordt in bedrij f op AUTO1 gezet.
Niet gecodeerde sensoren moeten niet apart in de FAM14 worden ingeleerd. Verdere informatie voor codering en bedrij fs-
instelling zie hiervoor bedieningshandleiding FAM14.
FGW14
Positie 1
Positie 2
Positie 3
Positie 4
Positie 5
Positie 6
6
Apparaat adressering
voorbereiden
1x Select; Opnieuw Select > 3 Seconden
1x Mode, 7x Set, 1x Mode
Grote draaischakelaar op ADR
Draaischakelaar op 10
Draaischakelaar op 10
Draaischakelaar op 10
1x Mode, 6x Set, 1x Mode
Grote draaischakelaar op ADR
Draaischakelaar op ADR
1x Mode, 3x Set, 1x Mode
Draaischakelaar op LRN
Draaischakelaar op 10
Draaischakelaar op 10
Draaischakelaar op LRN
indien FTS12EM is aangesloten
zoals 1, echter met ID-fi lter
bij aangesloten actuatoren van serie 12
aankoppeling tussen twee buslij nen van serie 14
aansluiting van een PC met RS232 9600 Baud
zoals 5, echter 56 K Baud
Bereid om in te leren
Apparaat adressering zichtbaar
Z 1 in het display kinppert
LED knippert
LED knippert
LED knippert
LED knippert
FWS in het display knippert
LED knippert
LED knippert
KNL 1 in het display knippert
LED knippert
LED knippert
LED knippert
LED knippert
ELTAKO – THE HOME OF INNOVATION.
Na adressering
Normale weergave
Normale weergave
LED dooft
LED dooft
LED dooft
LED dooft
Normale weergave
LED dooft
LED dooft
Normale weergave
LED dooft
LED dooft
LED dooft
LED dooft
GEBRUIKSAANWIJ ZING VOOR DE 14-SERIE RS485-BUS APPARATEN