Overeenkomstig met afbeeldingenOnder voorbehoud van technische en inhoudelijke aanpassingen, drukfouten en fouten.
Medium voor warmteoverdracht
Om vorst- en corrosieschade aan collectoren en aansluitingen te voorkomen, mag de zonne-installatie alleen worden
gevuld met een hoogwaardig medium voor warmteoverdracht (mengsel van propyleenglycol met water).
Als het
aanbevolen kant-en-klare mengsel wordt gebruikt, is er een toereikende vorstbescherming tot ongeveer -24 °C.
Ontluchting
De ontluchting van het zonnecircuit gaat in de meeste gevallen via het dak. Als automatische ontluchters worden
gebruikt, moeten kogelkranen worden geïnstalleerd voor handmatige blokkering. Anders kan bij hoge temperaturen
en dampvorming in de collector het anti-vriesmengsel als damp ontsnappen.
Stabiliteit en statische berekening
Door sneeuw- en windbelasting kunnen extreme krachten werken op de bevestiging van de collector. De dakconstructie
(dakspanten) moet in staat zijn om deze belasting te dragen. Bovendien moet erop worden gelet dat de sneeuw- en
windbelasting correct in de dakconstructie wordt geleid. Bij sneeuwbelasting vanaf zone 3 en bij opstellingen hoger dan
600 m NN moet een bouwstaticus worden ingeschakeld.
Bij de montage van de collectoren op de dakranden moet
een minimale afstand van 1,5 m tot de dakgoot en 1,2 m tot de nok worden aangehouden.
Inbedrijfstelling
Na de montage van de collector en de aansluiting van de hydraulica kan de installatie worden gevuld en kan de druk
worden ingesteld. Hierbij moet rekening worden gehouden met zowel de thermische gegevens als de bijzonderheden
van de installatie. Het spoelen en vullen mag niet worden uitgevoerd bij opgewarmde collectoren, omdat dat kan leiden
tot verbranding door verdamping van de warmteoverdragers! Derhalve mag de installatie alleen worden gevuld,
ingesteld en onderhouden door een daarvoor bevoegde installateur. Om beschadiging aan de installatie te
voorkomen, mag de druk alleen worden ingesteld met de warmteoverdragers die later gaan worden gebruikt.
Informeren van de gebruiker
De persoon die de installatie in bedrijf neemt, moet de gebruiker van de installatie informeren over de werking,
handhaving en bijbehorende onderhoudsintervallen van de installatie. De montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
van de installatie moeten ter bewaring aan de gebruiker worden overhandigd.
Instrueren van de gebruiker van de installatie
Instrueer de gebruiker van de installatie over:
▪ De juiste hantering en de werking van de installatie/het apparaat
▪ De noodzaak van regelmatig onderhoud
▪ Geschikte zorgmaatregelen
Om beschadiging te voorkomen, reinigt u de onderdelen van de installatie alleen met een vochtige doek. Gebruik nooit
schurende reinigingsmiddelen of verfverdunners. Geef deze montagehandleiding en gebruiksaanwijzing ter bewaring
aan de gebruiker van de installatie door.
Montagehandleiding bewaren
De montagehandleiding en gebruiksaanwijzing moeten worden overhandigd aan de gebruiker van de installatie. De
gebruiker neemt deze in bewaring, zodat de handleiding naar behoefte beschikbaar is.
| 5