Installatievoorschriften
3. Aansluiting & Installatie
De juiste wijze waarop de bedrading wordt aangesloten is door middel van soldering. De soldering
wordt met tape of krimpkous geïsoleerd. Per voertuig is de bedrading verschillend.
Let op: Moderne voertuigen zijn uitgerust met een CAN-BUS netwerk, waarbij bedrading in
verbinding staat met de computers van het voertuig. Hierop mag het systeem niet aangesloten
worden. Wanneer dit wel gebeurt, ontstaan er vervelende schades aan het voertuig, waarvan het
herstel in kosten hoog op kan lopen. De CAN-BUS bedrading loopt door het gehele voertuig. Er moet
dus zorgvuldig met de aansluiting om worden gegaan.
3.1. Bedrading op een juiste manier wegwerken
De bekabeling in het interieur moet zodanig worden weggewerkt, dat deze niet zichtbaar is
zonder demontage van voertuigdelen.
Als de originele bekabeling van het voertuig is ingetapet moet ook de bekabeling van het
beveiligingssysteem met soortgelijke tape ingetapet worden.
Als de originele bekabeling van het voertuig is voorzien van krimpkous/kabelsok, moet de
bekabeling van het beveiligingssysteem op een zelfde manier verwerkt worden.
De bekabeling van het beveiligingssysteem moet dezelfde routes volgen in het voertuig als
die van de originele bekabeling.
De bekabeling van het beveiligingssysteem mag niet onder matten of andere losse bekleding
gedeelten worden gelegd.
Indien het voor bekabeling buiten het interieur onvermijdelijk is dat delen van de bekabeling
in het zicht komen te liggen, dienen deze zorgvuldig getapet en meegewerkt te worden in de
standaard bekabeling.
3.2. Juiste verbindingen
Solderen moet gebeuren met soldeerdraad en een soldeerbout, daarna moet een
deugdelijke isolatie aangebracht worden zoals zelf vulkaniserend tape of krimpkous (geen
plastic isolatietape en/of linnentape).
Het gebruik van linnentape is alleen toegestaan in het interieur en indien deze niet wordt
gebruikt als isolatie voor soldeerverbindingen.
Bij motorfietsen is het gebruik van waterdichte verbindingen verplicht.
Het gebruik van kroonsteentjes is niet toegestaan.
Het gebruik van draadverbindingsmiddelen zonder trekontlasting is niet toegestaan.
3.3. Plaatsing in combinatie met hoge temperaturen/vocht
Alle systeemonderdelen dienen in het interieur gemonteerd te worden zodat zij niet onderhevig zijn
aan vocht. Tijdens montage van alle systeem onderdelen dient rekening te worden gehouden dat
deze niet aan hoge temperaturen worden blootgesteld.
7