Wanneer blijkt dat het disfunctioneren te wijten is aan een verkeerde installatie wordt hier ook geen garantie op verleent. Zorg voordat u de TrackJack in gebruik neemt, voor een juiste installatie. Deze installatie kunt u zelf verzorgen of uit handen laten nemen door een van onze eigen ervaren monteurs.
Installatievoorschriften Overige: Multimeter Kniptang Striptang Kabelbinders voor vast zetten kabel Dubbelzijdig tape, kit, klitband of kabelbinders 1.4. Selectie van montageplaats Voor het optimaal functioneren dient u rekening te houden met onderstaande punten wanneer u een montageplaats kiest: Het systeem wordt bij een voertuig zo hoog mogelijk geplaatst achter het dashboard. Bij overige vaar-of voertuigen dient het systeem op de meest gunstige plaats gemonteerd te worden.
Installatievoorschriften 2. Aansluitschema’s Een goede aansluiting is van essentieel belang voor het juist functioneren van het systeem. Onderstaand treft u de standaard aansluiting aan samen met een uitgebreidere installatie op het alarm, een privé/zakelijk schakelaar of de aansluiting op een relais. 2.1.
Indien u het systeem op het alarm van het voertuig wilt aansluiten of een schakeling wilt maken voor privé/zakelijke ritten, volgt u onderstaand aansluitschema. Let op: indien u in het bezit bent van een TrackJack Professional, dient deze functionaliteit aangeschaft te worden. Ga naar de webshop voor meer informatie over de A La Carte module: http://www.trackjackeurope.com/shop/nl/professional/a-la-carte.html...
á la carte functie / ander Servicelevel benodigd zijn. Raadpleeg de website van TrackJack voor de mogelijkheden. De witte draad van de TrackJack wordt direct op het relais aangesloten. Het relais moet zo dicht mogelijk bij het contact worden geplaatst, en/ of er zal dezelfde draaddikte gebruikt moeten worden als de bedrading in het betreffende voertuig.
Installatievoorschriften 3. Aansluiting & Installatie De juiste wijze waarop de bedrading wordt aangesloten is door middel van soldering. De soldering wordt met tape of krimpkous geïsoleerd. Per voertuig is de bedrading verschillend. Let op: Moderne voertuigen zijn uitgerust met een CAN-BUS netwerk, waarbij bedrading in verbinding staat met de computers van het voertuig.
Installatievoorschriften 4. Controle aansluiting en werking 4.1. Controle signaallichten Controleer de werking door middel van de signaallichten die zich op het systeem bevinden. Groen licht: GPS-signaal (satellietontvangst) Brandt continu: Het systeem staat aan, maar er is geen tot slecht GPS-ontvangst. Knippert: Het systeem heeft een goed GPS-ontvangst.
Installatievoorschriften 5. Aanvullende algemene informatie 5.1. Algemene informatie Er mogen geen componenten gebruikt worden die een hogere belasting van het systeem vergen dan die waarvoor het systeem is ontworpen. Alle systeemonderdelen worden deugdelijk bevestigd, hierbij rekening houdend met gewicht en hoedanigheid van de onderdelen.
Pagina 11
Installatievoorschriften De onderbrekingen mogen niet in de motorruimte gemaakt worden. Bij een motor uitgerust met katalysator is het onderbreken van de ontsteking niet toegestaan.