VOORZICHTIG
Voorafgaande elektrische controles van het systeem zoals
controle
van
de
aardingsweerstand en kortsluitingen moeten door een
vakkundig persoon worden uitgevoerd met een geschikte
testmeter.
3.1
Over de inbedrijfstelling van de
Security-gateway installatie
Na controle dat de componenten van de Security-gateway werden
geïnstalleerd en alle vereiste bedrading is voltooid, kunt u beginnen
met de inbedrijfstelling van uw Security-gateway installatie.
In deze stap van de ingebruikstelling, zult u het volgende doen:
▪ Configureer uw computer zodat u kunt verbinden met de Security-
gateway; zie het hoofdstuk "Voor de eerste keer verbinding
maken met de intelligent Tablet Controller" in de uitgebreide
handleiding voor de installateur van de intelligent Tablet
Controller.
▪ Configureer de LAN-instellingen; zie
verbinding maken met de Security-gateway" op pagina 7
netwerkinstellingen
te
configureren
inbedrijfstelling).
▪ Configureer de datum en de tijd; zie
Security-gateway instellen" op
▪ Voeg
alle
bijgeleverde
(Daikin)
webinterface van de Security-gateway; zie
de iTM- of LC8-controller" op pagina 11
configuratie van de aangesloten toestellen (tool voor lokale
inbedrijfstelling).
3.2
Minimumvereisten voor de
inbedrijfstelling
Voer de volgende voorbereidingen uit voordat u begint met de
configuratie van de Security-gateway:
▪ Controleer of de specificaties van uw computer voldoen aan de in
"7.5
Systeemvereisten"
minimumvereisten.
▪ Neem contact op met uw netwerkbeheerder voor de volgende
netwerkinformatie voor de Security-gateway:
▪ de gewenste netwerknaam voor de Security-gateway,
▪ het statisch IP-adres en overeenkomstig subnetmasker van de
Security-gateway,
▪ het statisch IP-adres en overeenkomstig subnetmasker van de
iTM- of LC8-controller,
▪ het IP-adres van de standaard gateway,
▪ het IP-adres van de primaire DNS-server en
▪ het IP-adres van de secundaire DNS-server (indien van
toepassing).
▪ Controleer of alle aangesloten apparatuur ingeschakeld is.
3.3
Voor de eerste keer verbinding
maken met de Security-gateway
Een nieuwe Security-gateway module heeft 192.168.0.126 als vast
IP-adres en 255.255.255.0 als subnetmasker.
Om verbinding te maken met dit toestel moet u het IP-adres van uw
computer instellen op hetzelfde bereik.
MCS341-DS1-111
Security-gateway
4P529063-1 – 2018.11
aardingscontinuïteit,
polariteit,
"3.3 Voor de eerste keer
om de
(tool
voor
lokale
"3.4.3 Tijdzone van de
pagina 10.
apparatuur
toe
aan
"4 Inbedrijfstelling van
voor een snelle
op
pagina
18
vermelde
1 Steek een CAT 5e-Ethernetkabel (of hoger) in de Security-
gateway module (a).
2 Sluit de Ethernet-kabel aan op uw computer (b) en verander uw
IP-adres zodat het in hetzelfde bereik ligt als dat van de
Security-gateway module.
3 Ga op uw computer naar Configuratiescherm.
4 Klik in het Configuratiescherm op Netwerkcentrum en dan op
Adapterinstellingen wijzigen.
5 Dubbelklik in het venster Netwerkverbindingen op LAN-
verbinding.
Gevolg: Het volgende venster verschijnt.
de
6 Selecteer Internet Protocol versie 4 (TCP/IPv4) en klik op
Eigenschappen.
Gevolg: Het volgende venster verschijnt.
3 Inbedrijfstelling
a
b
Uitgebreide handleiding voor de installateur
7