E. Controleer de inhoud van de accu op de ontlaadindicator. Als de
energie-inhoud minder is dan 30%, is het raadzaam alleen een kleine
afstand te overbruggen en de accu zo snel mogelijk op te laden.
Als de lader is ingeschakeld werkt de aandrijfmotor niet.
Ontkoppel de acculader van het stopcontact, wacht
enkele seconden en schakel daarna pas de aandrijving in
met knop . Indien de acculader is ingeschakeld, of als
de aandrijving te snel na het uitschakelen van de
acculader wordt geactiveerd, zal de aandrijfbeveiliging
zijn ingeschakeld. Het aandrijfwijl wordt wel op de grond
geplaatst, alleen de aandrijfmotor zal dan niet
functioneren. In voorkomende gevallen dient het systeem
te worden uitgeschakeld en na 5 seconden weer te
worden ingeschakeld.
Let op dat er geen snoeren en slangen op de vloer liggen
die gekoppeld zijn aan de apparatuur op de trolley. Zorg
er ook voor dat er geen dingen van de trolley kunnen
vallen tijdens het rijden.
F.
Controleer dat zich in de gewenste rijrichting geen opstakel bevindt
die de doorgang kan belemmeren.
G. Ga naast de trolley staan, zodat u de bedieningsconsole met beide
handen (links en rechts) goed kunt vasthouden.
H. Schakel het systeem in met schakelaar . De groene indicator boven
schakelaar licht op en u hoort dat het aandrijfwiel op de vloer
wordt geplaatst. Wacht tot deze op de vloer staat (het motorgeluid
stopt zodra het wiel goed op de vloer staat).
I.
Kies met schakelaar de rijrichting waarin u de trolley wilt laten
rijden. Het gele lampje boven de schakelaar graat branden als de
trolley in zijn achteruit (=naar u toe) is geschakeld.
J.
Schakel met schakelaar de gewenste maximum snelheid in: als het
gele lampje boven de schakelaar oplicht, is de aandrijving in de
snelle mode geschakeld (max. 5 km/h). Als het gele lampje is
gedoofd, is de aandrijving in de langzame mode geschakeld (max. 1
km/h).
Pagina 13