f
Grootste buitenmaat
▪ Externe statische druk. Zie de technische documentatie om te
voorkomen dat de externe statische druk van de unit wordt
overschreden.
▪ Plafondopening. (Plafond met openingen voor montage)
1 Steek alle leidingen en bedrading door de respectievelijke
openingen in de unit.
2 Controleer of het plafond waterpas is.
▪ Montagevoorbeeld:
b
a
c
d
e
a
Ankerbout
b
Plafondtegel
c
Lange moer of spanschroef
d
Ophangbout
e
Binnenunit
▪ Installeer
aanzuigdeksel
onderaanzuiging:
3 Verwijder het aanzuigdeksel.
b
4 Breng het verwijderde aanzuigdeksel weer aan.
b
c
a
Luchtinlaat
b
Luchtuitblaas
c
Aanzuigdeksel
5 Bevestig het luchtfilter (accessoire) door haken in te drukken (2
haken voor type 25+35, 3 haken voor type 50+60).
achteraanzuiging
2
1
▪ Monteer de unit tijdelijk.
6 Bevestig de ophangbeugel aan de ophangbout.
7 Maak de unit goed vast.
▪ Waterpas. Controleer met behulp van een waterpas of een plastic
buis met water of de unit op alle vier hoeken waterpas staat.
FDXM25~60F3V1B
Split-systeem airconditioners
4P482333-1 – 2017.03
en
luchtfilter
(accessoire)
a
c
a
onderaanzuiging
2
1
a
a
Waterpas
b
Plastic buis
8 Draai de bovenste moer vast.
OPMERKING
Installeer de unit NIET scheef. Mogelijk gevolg: Als de
unit tegen de richting van de condenswaterstroom in
scheef hangt (de kant van de afvoerleidingen hangt hoger),
kan de werking van de vlotterschakelaar verstoord raken
en kan er water gaan lekken.
6.2.3
Richtlijnen bij de installatie van de
kanalen
De kanalen moeten lokaal worden voorzien.
Bij
▪ Luchtinlaatzijde. Maak het kanaal en de flens aan de inlaatzijde
(lokaal te voorzien) vast. Sluit de flens aan met 7 bijgeleverde
schroeven.
a b
c
d
e
a
Aansluitschroef (accessoire)
b
Flens (lokaal te voorzien)
c
Hoofdunit
d
Isolatie (lokaal te voorzien)
e
Aluminiumtape (lokaal te voorzien)
▪ Filter. Monteer een luchtfilter in het luchtkanaal aan de
aanzuigzijde. Gebruik een luchtfilter met een afscheidingsgraad
van ≥50% (gravimetrische methode). Het bijgeleverde filter wordt
niet gebruikt wanneer het inlaatkanaal is gemonteerd.
▪ Luchtuitlaatzijde.
binnenafmeting van de flens aan de uitlaatkant.
▪ Luchtlekken. Draai aluminiumtape rond de aansluiting van de
flens aan de inlaatkant en van het kanaal. Controleer of er geen
lucht ontsnapt aan de andere aansluitingen.
▪ Isolatie. Isoleer het kanaal om condensatie te voorkomen.
Gebruik glaswol of polyethyleen schuim met een dikte van 25 mm.
6.2.4
Richtlijnen bij de installatie van de
afvoerleiding
Algemene richtlijnen
▪ Afvoerpomp. Voor dit "type met hoge opvoerhoogte" maakt de
afvoer minder lawaai als de afvoerpomp hoger geïnstalleerd is. De
aanbevolen hoogte is 300 mm.
▪ Leidinglengte. Houd de afvoerleiding zo kort mogelijk.
▪ Leidingmaat. De leidingmaat moet gelijk aan of groter dan de
verbindingsleiding zijn (plastic buis met een nominale diameter
van 20 mm en buitendiameter van 26 mm).
6 Installatie
b
b
a
e
d
Sluit
het
kanaal
aan
volgens
Uitgebreide handleiding voor de installateur
de
11