Montage aan de muur
Controleer of de muur sterk genoeg is om het gewicht
van de unit te dragen. Als er enig risico bestaat,
versterk dan eerst de muur en installeer dan pas de
unit.
Gebruik de installatiebeugel aan de achterkant van de
unit voor de installatie.
Voorzie een ruimte van minimum
100 mm aan de onderkant van de
unit voor de luchtinlaat en minimum
20 mm afstand van de muur door
middel van afstandshouders (lokale
levering).
1
Plaats van gaten voor bevestiging aan de muur.
Maateenheid = mm.
205
Type
FXLQ20 + FXLQ25
FXLQ32 + FXLQ40
FXLQ50 + FXLQ63
2
De poten kunnen worden verwijderd als de binnenunit tegen een
muur wordt gemonteerd. Verwijder hiervoor de poten en
monteer de 2 sierstrips aan de hoekstukken zoals aangegeven
op de onderstaande afbeeldingen.
5
4
5
FXLQ20~63P7VEB
VRV-systeem airconditioners
4PW53089-1B
>20
A
A (mm)
590
730
1010
1
1
4
205
LET OP
Wanneer de unit tegen een muur is gemonteerd, kan
zij meer lawaai maken.
M
ONTAGE VAN DE KOELLEIDING
Raadpleeg de montagehandleiding meegeleverd met de buitenunit
voor het monteren van de koelleiding van de buitenunit.
Voordat u de buizen aansluit, moet u controleren welk soort koel-
middel wordt gebruikt.
De lokale leidingen moeten worden gemonteerd door een
erkend koeltechnicus en moeten beantwoorden aan de
lokale en nationale reglementeringen terzake.
Gebruik een pijpensnijder en een koppeling die geschikt zijn
voor het gebruikte koelmiddel.
Knijp het uiteinde van de buis vast of plak deze af met tape om
te voorkomen dat stof, vocht of andere vreemde voorwerpen in
de buis terecht komen.
Gebruik naadloze buizen van een koperlegering (ISO 1337).
De buitenunit is gevuld met koelstof.
Voer het warmteisolatiewerk volledig uit aan beide zijden van de
gas- en vloeistofleidingen om waterlekken te voorkomen.
Wanneer u een warmtepomp gebruikt, kan de temperatuur van
de gasleiding oplopen tot ongeveer 120°C. Gebruik een isolatie
die tegen dergelijke temperaturen bestand is.
Gebruik bij het aansluiten of losmaken van de leidingen aan/van
het toestel altijd een moersleutel en een steeksleutel.
1
2
3
4
Er mag niets anders dat het gespecificeerde koelmiddel in het
koelcircuit terechtkomen, zoals lucht, enz.
Gebruik uitsluitend gegloeid materiaal voor flareverbindingen.
1 3
1 3
1 0
1
Momentsleutel
2
Moersleutel
3
Leidingverbinding
4
Flaremoer
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
4