7. Controle en onderhoud
60
7.2.3.
Controleer de sifon
Controleer en reinig verplicht één keer per jaar de sifon en de
condensafvoerleiding.
Vul de sifon met water tot aan de markeringsstrepen.
T001464-A
7.2.4.
Controleer de ionisatie-/
ontstekingselektrode
Controleer de ionisatiestroom in vollast en laaglast. De waarde is na
1 minuut stabiel. Is de waarde lager dan 3 µA of hoger dan 9 µA,
vervang dan de ontstekingselektrode.
Controleer de ontstekingselektrode op:
4 Aanslag
4 Slijtage
¼ Zie hoofdstuk: "Onderhouden van de ontstekingselektrode",
pagina 61
7.2.5.
Controleer de verbranding
Meet het O
/ CO
2
het rookgasmeetpunt. Ga hiervoor als volgt te werk:
4 Stook de watertemperatuur in de ketel op tot ca. 70 °C.
4 Schroef de dop van het rookgas meetpunt los.
4 Meet het O
2
meetapparaat. Vergelijk dit met de controlewaarde.
¼ Zie de volgende hoofdstukken:
"Instelling van de verhouding lucht/gas (Vollast)", pagina 48
"Instelling van de verhouding lucht/gas (Laaglast)", pagina 49
T001378-B
7.2.6.
Controleer de brander
Indien bij de controle van de verbranding ernstige afwijkingen worden
gemeten, moet de brander worden gecontroleerd. Demonteer de
brander inclusief de voorplaat van de warmtewisselaar. ¼ Zie
hoofdstuk: "Demonteer de voorplaat van de warmtewisselaar",
pagina 62 en "Onderhouden van de brander", pagina 62
-gehalte en de temperatuur van de rookgassen op
2
/ CO
-gehalte van de rookgassen met behulp van het
2
Avanta 24c - 28c - 35c
110909 - 119665-AB