2.5.2.6. Overridefunctie
Met behulp van de Overridefunctie (OVR) is het mogelijk de luchtbehan-
delingsunit te regelen via een extern contact of een ander extern toestel (ti-
mer, schakelaar, thermostaat enz.). Het ontvangen externe signaal activeert de
OVR-functie, die de huidige bedrijfsmodus van de unit negeert en één van de
volgende acties onderneemt:
•
uitschakelen van de luchtbehandelingsunit;
•
overschakelen op de bedrijfsmodus „Comfort1";
•
overschakelen op de bedrijfsmodus „Comfort2";
•
overschakelen op de bedrijfsmodus „Economy2";
•
overschakelen op de bedrijfsmodus „Special";
•
activeren van het weekprogramma van de unit.
De OVR-functie beschikt over drie bedrijfsmodi die de gebruiker kan selecteren naargelang zijn behoefte:
1.
De bedrijfsmodus "indien ingeschakeld" – de OVR-functie reageert alleen op het externe regelcon-
tact wanneer de luchtbehandelingsunit ingeschakeld is.
2. De bedrijfsmodus "indien uitgeschakeld" – de OVR-functie reageert alleen op het externe regelcon-
tact wanneer de luchtbehandelingsunit uitgeschakeld is.
3.
De bedrijfsmodus "altijd" – de OVR-functie reageert altijd op het externe regelcontact, ongeacht de
bedrijfstoestand van de unit.
De OVR-functie heeft topprioriteit en negeert daarom alle eerder vermelde be-
drijfsmodi. De OVR-functie blijft actief zolang het externe regelcontact gesloten is.
2.5.2.7. Vochtigheidsregeling
U kunt met de functie voor vochtigheidsregeling een waarde voor lucht-
vochtigheid invoeren die vervolgens stabiel wordt gehouden. Voor een dege-
lijke werking van de functie moeten één of twee extra vochtigheidssensoren
aangesloten worden, afhankelijk van de plaats waar de vochtigheid geregeld
moet worden. Er zijn twee programma's voor vochtigheidsregeling:
•
Toevoerlucht. De ingestelde vochtigheidsgraad voor de toevoerlucht
wordt behouden door gebruik te maken van de vochtigheidssensor in het
luchttoevoerkanaal (B9).
•
Kamerlucht. De ingestelde vochtigheidsgraad voor de binnenlucht wordt
constant gehouden met behulp van de vochtsensor voor kamerlucht of
het afvoerluchtkanaal (B8). De minimale en maximale vochtigheidsgraad
van de toevoerlucht wordt vastgelegd door de vochtsensor voor het lucht-
kanaal of hygrostaat (B9).
U kunt één van onderstaande instellingen kiezen om de gewenste vochtigheidsgraad stabiel te houden:
•
Luchtbevochtiging. Het stuursignaal ligt binnen het bereik 0...10V en is recht evenredig met het
vermogen van de bevochtiger dat tussen 0 en 100% ligt. Als de lucht moet worden bevochtigd, dan
kunt u het toestel bedienen met behulp van de TG3-output van de controller.
•
Luchtontvochtiging. Het stuursignaal ligt binnen het bereik 0...10V en is recht evenredig met het
vermogen van de ontvochtiger dat tussen 0 en 100% ligt. Als de lucht moet worden ontvochtigd,
dan kunt u het toestel bedienen met behulp van de TG3-output van de controller.
•
Luchtontvochtiging: koeling-verwarming. De ontvochtiging gebeurt via de luchtkoelers en
luchtverwarmers die in de luchtbehandelingsunit gemonteerd zijn. Als er verscheidene luchtkoelers
en luchtverwarmers zijn, dan wordt er vooraf bepaald welke toestellen er in het ontvochtigingspro-
ces gebruikt worden.
•
Luchtbevochtiging en –ontvochtiging. Voor de luchtbevochtiging wordt een stuursignaal van
0...10V gebruikt via de TG3-output van de controller, terwijl de luchtontvochtiging gebruik maakt
van de luchtkoelers en luchtverwarmers die in de luchtbehandelingsunit gemonteerd zijn.
UAB KOMFOVENT behoudt het recht om veranderingen door te voeren zonder dit vooraf kenbaar te maken
C5.1_20-05
Overschrijvingsfunctie
Ingeschakeld
Overbrugging
Indien Aan
Modus
ECONOMY 1
Reset instellingen
Vocht regeling
Ingeschakeld
Gewenste waarde 1
55% RH
Modus 1
COMFORT 1
Gewenste waarde 2
30% RH
Modus 2
ECONOMY 2
Reset instellingen
11