3 Zorg ervoor dat het automatisch ontluchtingsventiel open staat
(minstens 2 draaien).
INFORMATIE
Om het ontluchtingsventiel te situeren, zie Onderdelen:
Binnenunit in hoofdstuk
pagina 91.
4 Vul met watercircuit tot de manometer een druk aangeeft van
±2,0 bar.
5 Ontlucht het watercircuit zoveel als mogelijk.
6 Sluit de vulkraan.
7 Koppel de watertoevoerslang los van de vulkraan.
OPMERKING
De waterdruk op de manometer varieert volgens de
watertemperatuur
(hogere
watertemperatuur).
De waterdruk moet echter steeds groter dan 1 bar zijn om
te voorkomen dat lucht in het circuit zou binnendringen.
7.8.7
De tank voor warm tapwater vullen
1 Open om beurt elke warmwaterkraan om de leidingen van het
systeem te ontluchten.
2 Open de toevoerkraan van het koud water.
3 Sluit alle waterkranen nadat alle lucht uit de leidingen is
verwijderd.
4 Controleer op waterlekkages.
5 Bedien
handmatig
overdrukveiligheidsklep om zeker te zijn dat het water
ongehinderd doorheen de afvoerleiding kan vloeien.
7.8.8
De waterleidingen isoleren
De leidingen van het volledige watercircuit MOETEN worden
geïsoleerd om geen condensatie te hebben tijdens het koelen en om
ervoor te zorgen dat de verwarmings- en koelcapaciteit niet
vermindert.
Als de temperatuur hoger is dan 30°C en de vochtigheid meer
dan 80% bedraagt, moet het isolatiemateriaal minstens 20 mm dik
zijn om condensatie aan de oppervlakte van de isolatie te
voorkomen.
7.9
De elektrische bedrading
aansluiten
7.9.1
Over het aansluiten van de elektrische
bedrading
Vooraleer de elektrische bedrading aan te sluiten
Let op de volgende punten:
▪ De koelmiddelleiding is aangesloten en gecontroleerd
▪ De waterleiding is aangesloten
ERHQ+ERLQ011~016 + EHVH/X11+16S18+26CB
Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split
4P384975-1A – 2016.02
"14 Technische gegevens" op
druk
bij
hogere
de
ter
plaatse
geplaatste
Typische werkstroom
De elektrische bedrading aansluiten bestaat doorgaans uit de
volgende stappen:
1
Controleren of het voedingssysteem voldoet aan de elektrische
specificaties van de warmtepomp.
2
De elektrische bedrading aansluiten op de buitenunit.
3
De positie van de luchtthermistor op de buitenunit wijzigen.
4
De elektrische bedrading aansluiten op de binnenunit.
5
De hoofdvoeding aansluiten.
6
De voeding van de backupverwarming aansluiten.
7
De gebruikersinterface aansluiten.
8
De afsluiters aansluiten.
9
De elektrische meters aansluiten.
10 De pomp van het warm tapwater aansluiten.
11 De alarm-output aansluiten.
12 De
AAN/UIT-output
van
aansluiten.
13 De omschakeling naar een externe warmtebron aansluiten.
14 De digitale inputs voor het energieverbruik aansluiten.
7.9.2
Over het voldoen aan de normen inzake
elektriciteit
ERHQ_V3
De apparatuur voldoet een de norm EN/IEC 61000-3-12 (Europese/
internationale technische norm die de grenzen vastlegt inzake
harmonische stromen geproduceerd door apparatuur aangesloten
op openbare laagspanningssystemen met een ingangsstroom >16 A
en ≤75 A per fase).
ERLQ_V3
Apparatuur conform met:
▪ Deze apparatuur is conform met EN/IEC 61000‑3‑11 op
voorwaarde dat de systeemimpedantie Z
aan Z
is op het interfacepunt tussen de voeding van de
max
gebruiker en het openbare systeem.
▪ EN/IEC 61000‑3‑11 = Europese/Internationale Technische
Norm
die
de
spanningsveranderingen,
flikkeren in openbare laagspanningssystemen voor apparatuur
met een nominale stroom ≤75 A.
▪ Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de installateur of
gebruiker van de apparatuur om ervoor te zorgen, indien nodig
in
overleg
met
de
distributienetwerkbeheerder,
apparatuur alleen wordt aangesloten op een voeding met een
systeemimpedantie Z
kleiner dan of gelijk aan Z
sys
▪ Deze apparatuur is conform met EN/IEC 61000‑3‑12 op
voorwaarde dat de systeemimpedantie S
S
is op het interfacepunt tussen de voeding van de gebruiker en
sc
het openbare systeem.
▪ EN/IEC 61000‑3‑12 = Europese/internationale technische norm
die
de
grenzen
vastlegt
geproduceerd door apparatuur aangesloten op openbare
laagspanningssystemen met een ingangsstroom >16 A en
≤75 A per fase.
▪ Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de installateur of de
gebruiker van de apparatuur om ervoor te zorgen, indien nodig
in
overleg
met
de
distributienetwerkbeheerder,
apparatuur alleen wordt aangesloten op een voeding met een
kortsluitvermogen S
dat groter dan of gelijk is aan de minimum
sc
S
-waarde.
sc
Uitgebreide handleiding voor de installateur
7 Installatie
de
ruimtekoeling/verwarming
kleiner dan of gelijk
sys
beperkingen
vastlegt
voor
spanningsschommelingen
dat
.
max
groter dan of gelijk aan
sc
inzake
harmonische
stromen
dat
en
de
de
41