Debiet zonnesysteem:
Zonne-pompkick:
Zonnecircuitbev.functie: °C
Min. collectortemperatuur: °C
Ontluchtingstijd: min
Actuele doorstroming: l/min
Zonneboiler 1
Inschakelverschil: K
Uitschakelverschil: K
Maximale temperatuur: °C
Zonneboiler, onder: °C
2. Delta T-regeling
Inschakelverschil: K
18
Invoeren van de volumestroom voor de berekening van de zonne-
opbrengst. Bij geïnstalleerd zonnestation negeert de systeemther-
mostaat de ingevoerde waarde en gebruikt de geleverde volume-
stroom van het zonnestation.
De waarde 0 betekent de automatische registratie van de volume-
stroom.
Fabrieksinstelling: Auto
Versnelde registratie van de collectortemperatuur. Bij geactiveerde
functie wordt de zonnepomp voor korte tijd ingeschakeld en wordt
de verwarmde zonnevloeistof sneller naar het meetpunt getrans-
porteerd.
Fabrieksinstelling: Uit
Instellen van de maximale temperatuur, die in het zonnecircuit niet
overschreden mag worden. Bij overschrijden van de maximale
temperatuur op de collectorsensor wordt de zonnepomp uitgescha-
keld, om het zonnecircuit te beschermen tegen oververhitting.
Fabrieksinstelling: 130 °C
Instellen van de minimale collectortemperatuur, die voor het in-
schakelverschil van de zonnelading nodig is. Pas als de minimale
collectortemperatuur is bereikt, kan de TD-regeling starten.
Fabrieksinstelling: 20 °C
Instellen van de periode waarin het zonnecircuit wordt ontlucht.
De systeemthermostaat beëindigt de functie, als de ingestelde
ontluchtingstijd afgelopen is, de zonnecircuitbeveiligingsfunctie
actief is of de max. boilertemperatuur overschreden is.
Fabrieksinstelling: 0 min
Actuele volumestroom van het zonnestation
Instellen van de verschilwaarde voor de start van de zonnelading.
Als het temperatuurverschil tussen de boilertemperatuursensor be-
neden en de collectorsensor groter is dan de ingestelde verschil-
waarde en de ingestelde minimale collectortemperatuur wordt de
boilerlading gestart.
De verschilwaarde kan afzonderlijk voor twee aangesloten zonne-
boilers vastgelegd worden.
Fabrieksinstelling: 12 K
Instellen van de verschilwaarde voor het stoppen van de zonnela-
ding.
Als het temperatuurverschil tussen de boilertemperatuursensor be-
neden en de collectorsensor kleiner is dan de ingestelde verschil-
waarde of de collectortemperatuur lager is dan de ingestelde mi-
nimale collectortemperatuur, wordt de boilerlading gestopt. De uit-
schakelverschilwaarde moet minstens 1 K kleiner zijn dan de inge-
stelde inschakelverschilwaarde.
Fabrieksinstelling: 5 K
Instelling van de maximale boilertemperatuur voor de boilerbe-
scherming.
Als de temperatuur op de boilertemperatuursensor beneden hoger
is dan de ingestelde maximale boilerlaadtemperatuur, wordt de
zonnelading onderbroken.
De zonnelading wordt weer vrijgegeven, als de temperatuur op
de boilertemperatuursensor beneden afhankelijk van de maximale
temperatuur tussen 1,5 K en 9 K gedaald is. De ingestelde maxi-
mumtemperatuur mag niet hoger zijn dan de maximaal toegestane
boilertemperatuur van de boiler.
Fabrieksinstelling: 75 °C
Weergave van de actuele temperatuur in het onderste bereik van
de zonneboiler
Instellen van de verschilwaarde voor de start van de temperatuur-
verschilregeling, zoals van een zonneverwarmingsondersteuning.
Als het temperatuurverschil tussen TD-sensor 1 en TD-sensor 2
groter is dan het ingestelde inschakelverschil en de ingestelde mi-
nimale temperatuur op TD-sensor 1, wordt de temperatuurverschil-
regeling gestart.
Fabrieksinstelling: 12 K
Gebruiksaanwijzing en installatiehandleiding 0020288129_05