• Gebruik het apparaat niet voor koelen van precisie-instrumenten, voedsel, planten, dieren of
kunstwerken, omdat daardoor de kwaliteit nadelig kan worden beïnvloed.
• Zorg ervoor dat kleine kinderen, planten of dieren zich nooit direct in de luchtstroom bevinden.
• Plaats nooit apparatuur die werkt met open vuur in de luchtstroom van het apparaat of onder de binnenunit. Dit kan resul-
teren in een onvolledige verbranding in het apparaat of vervorming van de airconditioner als gevolg van de opstijgende warmte.
• Zorg ervoor dat de inlaat- en uitlaatopeningen niet afgedekt worden. Wanneer de luchtstroom wordt
geblokkeerd gaat het apparaat slechter werken en kunnen storingen ontstaan.
• Ga nooit op de buitenunit staan of zitten. Plaats geen objecten bovenop het apparaat om letsel te voorkomen en verwijder nooit het ventilatorrooster.
• Plaats geen objecten onder de binnen- of buitenunit die niet bestand zijn tegen vocht. Onder bepaalde voor-
waarden is het mogelijk kan het vocht in de lucht in het apparaat condenseren en uit het apparaat druppelen.
• Controleer de aansluitingen en bevestiging op beschadiging wanneer het apparaat gedurende lange tijd is gebruikt.
• Raak de luchtinlaat en de aluminium jaloezieën van de buitenunit nooit aan. Hierdoor kan letsel ontstaan.
• Dit toestel mag worden gebruikt door kinderen vanaf 8 jaar en personen met beperkte fysieke,
zintuiglijke of mentale mogelijkheden of met een gebrek aan ervaring en kennis indien ze onder
toezicht staan of onderricht zijn in het veilige gebruik van het toestel en de mogelijke gevaren
begrijpen.
• Kinderen mogen niet met het toestel spelen.
• Reiniging en onderhoud door de gebruiker mogen niet worden uitgevoerd door kinderen zonder
toezicht.
• Zorg voor voldoende ventilatie van de ruimte wanneer de airconditioner wordt gebruikt in
een ruimte waarin ook een brander wordt gebruikt, om een zuurstoftekort te voorkomen.
• Schakel de airconditioner uit, schakel de hoofdschakelaar van het apparaat uit en trek de
stekker uit het stopcontact voordat u het apparaat gaat reinigen.
• Sluit de airconditioner niet aan op een voedingsbron met andere specificaties dan de genoemde. Hierdoor kunnen storingen of brand ontstaan.
• Zorg ervoor dat de afvoerslang het overtollige water gemakkelijk kan afvoeren. Door een slechte
afvoer kan waterschade ontstaan aan het gebouw, de inventaris enz.
• Zet geen voorwerpen vlakbij de buitenunit en laat geen bladeren en ander afval zich rond de unit ophopen.
Bladeren trekken kleine dieren aan die in de unit kunnen binnendringen. In de unit kunnen dergelijke dieren
storingen, rook of brand veroorzaken wanneer ze in contact komen met elektrische onderdelen.
• Bedien de airconditioner nooit met natte handen.
• Reinig de airconditioner nooit met overvloedig water; gebruik alleen een licht bevochtigde doek.
• Plaats geen objecten bovenop het apparaat die water of andere vloeistoffen bevatten. In dat geval kan gemorst of het appa-
raat binnendringen, de elektrische isolatiematerialen aantasten waardoor gevaar voor elektrische schokken kan ontstaan.
Installatie-plaats.
■ Neem contact op met de winkel wanneer u de airconditioner in een van de volgende soorten omgeving wilt installeren.
• Plaatsen waar olie of vet, stoom of roet aanwezig is.
• Zoute omgevingen, zoals aan de kust.
• Plaatsen met zwavelgassen, zoals uit hete bronnen.
• Plaatsen waar de buitenunit mogelijk door sneeuw geblokkeerd kan raken.
De afvoer van de buitenunit moet uitmonden in een plaats met goede drainage.
3
VOORZORGSMAATREGELEN