voldoende beschermd zijn. Plaats de vaatwasser op de gewenste locatie en verwijder de plastic beschermingslaag. Zet de
vaatwasser waterpas (met behulp van een waterpas) op de vier poten, die zodanig afgesteld zijn dat het apparaat stabiel staat;
elke andere oplossing moet worden goedgekeurd door de fabrikant.
garanderen, moeten de 4 poten aan de vloer bevestigd worden als het apparaat geplaatst en waterpas is gezet.
Hydraulische aansluiting
De hydraulische slangen en de elektrische voedingskabel zitten aan de achterkant. Sluit de watertoevoerslang aan met een
aansluiting met een schroefdraad van ¾".
Gebruik voor de aansluiting op de waterleiding uitsluitend nieuwe slangen; oude of gebruikte slangen mogen niet opnieuw
worden gebruikt.
De dynamische toevoerdruk moet tussen de 200 en 400 kPa liggen, als deze hoger is moet er een drukverlager worden
geïnstalleerd. (uitvoeringen met ingebouwd wateronthardingssysteem tussen de 300 en 400 kPa).
Als de druk lager is, moet er een drukverhogingspomp worden geïnstalleerd.
Er moet een algemene kraan op de toevoerleiding worden geïnstalleerd; de kraan moet toegankelijk zijn na de installatie,
installeer de kraan niet achter de vaatwasser.
De vermelde cyclusduur heeft betrekking op toevoer met warm water van 50°C.
Bij toevoer van koud water kan de duur langer zijn, afhankelijk van de temperatuur van het toevoerwater.
Bij de uitvoeringen met geïntegreerde osmose-inrichting moet het bijgeleverde koolstof- of gaasfilter op de kraan van de waterleiding
geïnstalleerd worden. De hardheid van het water moet tussen de 7 en 12°F liggen en de temperatuur mag max. 30°C zijn.
De filters moeten minimaal 2 maal per jaar worden vervangen.
Als deze parameters niet worden opgevolgd, zal dit leiden tot voortijdige achteruitgang van het interne membraam van de
osmose-inrichting.
Verzeker u ervan dat de hardheid van het water tussen de 7 en 12°F ligt. Bij waarden buiten deze parameters moet er
een wateronthardingssysteem geïnstalleerd worden, om schade veroorzaakt door kalk te voorkomen; deze schade
wordt niet gedekt door de garantie.
VAATWASSER MET
WATERONTHARDINGSSYSTEEM
A = waterhardheid bij ingang in °F
B = om de hoeveel wascycli de automatische
regenereercyclus moet worden ingeschakeld
Afvoer:
Elke vaatwasser is reeds voorzien van een leiding voor aansluiting op een afvoerpijp; deze afvoerpijp met sifon moet in de vloer
geïnstalleerd zijn. Bij een afvoer in de wand moet er een afvoerpomp geïnstalleerd worden.
Let op: zorg ervoor dat de toevoer- en afvoerleidingen niet gebogen, bekneld of geplet zijn na de installatie.
Elektrische aansluiting
De elektrische aansluiting van de vaatwasser en eventuele aanvullende apparaten moet worden uitgevoerd door bevoegd en
gekwalificeerd personeel, in overeenstemming met de geldende wetgeving; houd u bovendien aan de instructies voor
technische aansluiting.
Het totale geïnstalleerde vermogen staat vermeld op het typeplaatje van het apparaat.
Het beveiligingssysteem van de vaatwasser mag geen andere apparaten omvatten.
De gebruiker moet in overeenstemming met de geldende voorschriften een hoofdschakelaar op de netvoeding laten installeren,
plus een aardlekschakelaar die compatibel is met de kenmerken van de machine.
De installatie van de hoofdschakelaar op de netvoeding en de aardlekschakelaarschakelaar moet worden uitgevoerd door een
gekwalificeerde en gespecialiseerde technicus.
Deze schakelaars moeten in de nabijheid van de vaatwasser geïnstalleerd worden, makkelijk toegankelijk zijn na de installatie
en de volledige afkoppeling van de netvoeding bij overspanningscategorie III garanderen.
Let op!
De vaatwasser staat pas niet meer onder spanning als de hoofdschakelaar uitgeschakeld is.
4 – INSTRUCTIES VOOR DE INSTALLATEUR
A
14 °F
22 °F
32 °F
37 °F
42 °F
52 °F
Om de stabiliteit van de vaatwasser met kap te
B
120
80
50
40
30
25
7