GASINSTELLING
Controle van de
gasdruk
20
Afb. 15: Controle van de gasdruk
4
Afb. 15.1: Controle van de gasdruk
1 Meetnippel branderdruk
4 Meetnippel ingangsdruk
5 Bedieningsknop
7 Temperatuurkiezer
Het gasdebiet voor aardgas is fabriek-
singesteld bij de productie van alle
geisers MAG, hetgeen elke bijkomen-
de gasregeling overbodig maakt. De
gasdruk van de toevoerleiding moet
1
nagezien worden bij de inbedrijfstel-
ling en overeenstemmen met de hier-
onder vermelde waarden. De mini-
mum ingangsdruk, te meten op de
7
meetnippel van de gasaansluiting van
de geiser, controleren met de brander
in werking.
De controle van de gasdruk wordt
gemeten op de meetnippel van de
gasaansluiting. Ga daarbij als volgt te
werk :
•
Draai de schroef (4) van de meet-
nippel geheel los.
•
Sluit een U-buis manometer aan.
5
•
Neem het toestel conform de
gebruiksaanwijzing in gebruik en
tap warm water.
•
Lees de gasdruk af. Zie gasdrukken.
De volgende gasdrukken dienen
gerespecteerd te worden:
Voor aardgas :
I
, G25 aardgas
2E+
I
, G20 verrijktgas = 19 mbar (g)
2E+
Voor vloeibaar gas :
I
, butaan
3+
I
, propaan = 37 mbar (g)
3+
Bij een gasdruk buiten het genoem-
de bereik mag het toestel niet in
gebruik genomen worden. Neem
contact op met uw installateur indi-
en de storing niet verholpen kan
worden.
•
Neem de geiser uit bedrijf.
•
Demonteer de U-buis manometer.
•
De schroef (4) van de meetnippel
weer dichtdraaien.
= 20 mbar (g)
= 32 mbar (g)