Montage en aansluiting van
6.3
de apparatuur
De apparatuur moet worden geïnstalleerd op een
stabiel, vlak vloeroppervlak waarop zich geen trillingen
kunnen voordoen.
D
D
Ø
Luchtinlaat
L
M
A
E
F
G
H
I
J
C
K
O
P
P
Ø
Fig. 6 – Globale afmetingen
D
A
B
C
mm
mm
mm
mm
650
2000
600
160
H
I
J
K
mm
mm
mm
mm
980
860
275
70
P
O
Q
R
mm
mm
mm
mm
337,5
10
850
Pagina 18
Luchtuitlaat
6.4
Sluit de koud-waterinlaat en de uitlaatleidingen aan op
de juiste aansluitpunten (Fig. 7).
De onderstaande tabel vermeldt de kenmerken van de
aansluitpunten.
Pos.
B
N
E
F
G
mm
mm
mm
1391
1190
1085
L
M
N
mm
mm
mm
150
380
195
D
A
B
C
E
mm
mm
mm
mm
mm
650
1504
600
160
891
1714
1101
H
I
J
K
L
mm
mm
mm
mm
mm
/
590
275
70
150
P
O
Q
R
mm
mm
mm
mm
337,5
10
535
560
Aansluitingen watertoevoer
Beschrijving
Aansluiting/opening
Leiding koud-
G 1"
waterinlaat
Leiding warm-
G 1"
wateruitlaat
Condensaatafvoer
G ½"
Hercirculatieleiding
G ¾"
Spiraal voor zonne-
G 1"
1/4
energie
Sonde-immersiehuls
(enkel bij modellen
½"G
die daarmee zijn
uitgerust)
Installatie- en gebruikershandleiding
F
G
mm
mm
670
795
M
N
mm
mm
380
195