4
Bevestiging aan de machine
Voordat de afscherming op de machine kan worden bevestigd, moet de machinefabrikant uitdrukkelijk toe-
stemming geven voor de bevestiging van deze afscherming op de beoogde machine.
4 x Ø 8,5
Figuur 2: Bevestigingsmaten en boordiameter
5
Brugbeveiliging instellen en aanpassen
Na montage moet de veiligheidsafscherming worden aangepast aan de veiligheidseisen:
Afstand tot werkstuk via schroefdraadbouten (K):
Figuur 3: Instellingen (K)
Buigcompensatie via stelschroeven (K):
+ 3-4 mm
Figuur 5: Compensatie van doorbuiging via schroeven (K)
BA_ST_TX-MATIC_NL_42-23.docx
Bovendien moet het beoogde bevestigingspunt van de
brugbeveiliging op de machine worden besproken met de
fabrikant.
Afhankelijk van het montagepunt dat door de machinefa-
brikant is gekozen, moet de afscherming als volgt worden
gemonteerd:
Met M8 doorgaande bouten of bouten meegeleverd met
de machine of M8 zeskantbouten geschroefd in de daar-
voor bestemde draad- of doorgaande gaten.
Vereiste boordiameters zie Figuur 2.
Parallelliteit met de schaafas via schroeven (H):
In de uitgangspositie en
over het gehele instel-
bereik mag de afstand
van de lange kant van
de brugbescherming tot
het bovenste werkstuk-
oppervlak niet meer dan
2 mm aan de kant van
de invoertafel en 3 mm
aan de kant van de uit-
voertafel bedragen.
Figuur 4: Instellingen (H)
• Stel de schaafgeleider in op de maximale werk-
• In deze toestand moet het voorste gedeelte (D1) van
D2
D1
Dit is nodig om de buiging van de brug tijdens het optil-
len door de aanvoer van het werkstuk te compenseren.
Draai de twee M8-
schroeven (H) voor de
brugbeugel aan de on-
derkant vast met een in-
bussleutel SW5. De brug
moet evenwijdig zijn aan
de schaafas. Als dit niet
het geval is, draait u de
schroeven los, past u de
parallelliteit aan en
draait u ze weer vast.
breedte zodat de brug tegen de schaafgeleider rust
en de wielen zich in een verticale positie bevinden.
Vergrendel de brug vervolgens in de houder.
de brug 3 tot 4 millimeter hoger op de tafel liggen dan
het achterste gedeelte (D2) op de wielen (zie Fi-
guur 5). De afstelling hiervoor gebeurt weer met de
in Figuur 3 getoonde stelschroeven (K).
5