3. Montage van de energiemeter
Afb. 1
• De energiemeter wordt, afhankelijk van de uitvoering en toepassing (warmte- of koudemeter), ofwel in het
warme of de koude gedeelte van de installatie ingebouwd.
• De doorstroomsensor moet zodanig worden ingebouwd dat de stroomrichting overeenkomt met de op de sen-
sor aangegeven pijlrichting.
• Afhankelijk van de uitvoering, moet de doorstroomsensor in de toevoer resp. retour worden ingebouwd. De
inbouwpositie wordt in de informatiecyclus 3.4 (zie "Informatiecyclus (3)" op pagina 14) en eventueel aanvul-
lend via een pictogram aangegeven.
Toevoer
(Inbouwpositie ter plaatse instelbaar,
Retour
zonder pictogram
zie 5.1 page 10)
5