6
De symbolen voor het apparaatgeheugen (
en de geheugenkaart ( ) geven aan waar foto's
worden opgeslagen.
Actieve werkbalk
De actieve werkbalk bevat snelkoppelingen naar
verschillende items en instellingen voordat en nadat
u een foto maakt of een video opneemt. Ga naar items en
selecteer deze door op de bladertoets te drukken. U kunt
ook opgeven wanneer de actieve werkbalk moet worden
weergegeven in het scherm.
Selecteer
Opties
>
Pictogram weergaven
werkbalk wilt weergeven voordat en nadat u een foto
maakt of een video opneemt. Selecteer
Pictogram verbergen
als u de actieve werkbalk alleen wilt
weergeven wanneer u deze nodig hebt. Alleen het symbool
voor de opnamemodus wordt weergegeven in het scherm.
U kunt de actieve werkbalk inschakelen door op de
bladertoets te drukken. Druk de opnametoets half in
als u de werkbalk weer wilt verbergen.
Maak in de actieve werkbalk een keuze uit de volgende
opties voordat u een foto maakt of een video opneemt:
– Hiermee schakelt u tussen de video-
en afbeeldingsmodus.
– Hiermee selecteert u de scène.
)
– Hiermee selecteert u de flashmodus
(alleen afbeeldingen).
– Hiermee activeert u de zelfontspanner
(alleen afbeeldingen). Zie 'Zelf op de foto met
de zelfontspanner' op pag. 63.
– Hiermee activeert u de reeksmodus
(alleen afbeeldingen). Zie 'Foto's nemen in een reeks'
op pag. 63.
– Hiermee selecteert u een kleureffect.
– Hiermee geeft u het raster van de zoeker weer
of verbergt u dit (alleen afbeeldingen).
als u de actieve
– Hiermee past u de witbalans aan.
Opties
>
– Hiermee past u de belichtingscompensatie aan
(alleen afbeeldingen).
– Hiermee past u de lichtgevoeligheid aan
(alleen afbeeldingen).
– Hiermee past u het contrast aan
(alleen afbeeldingen).
– Hiermee past u de scherpte aan
(alleen afbeeldingen).
De pictogrammen veranderen om de huidige status van
de instelling aan te geven.
De beschikbare opties variëren afhankelijk van de huidige
opnamemodus en weergave.
59