Informatie over het gebruik van Gigaset VoIP-toestellen achter routers met Network
2. Port forwarding instellen op de router
Om ervoor te zorgen dat de door u ingestelde SIP- en RTP-poortnummers ook bij
de WAN-interface met het openbare IP-adres worden gebruikt, definieert u voor de
SIP- en RTP-poorten zogeheten port forwarding-regels op de router.
Port forwarding definiëren op de router:
De gebruikte begrippen kunnen afhankelijk van de router afwijken.
Om een poort vrij te schakelen, dient u de volgende gegevens in te voeren (voor-
beeld):
Protocol openbare poort lokale poort
UDP
UDP
Protocol
Voer UDP als protocol in.
Openbare poort
poortnummer/poortnummerbereik van de WAN-interface
Lokale poort
Ingestelde poortnummers voor SIP- en RTP-poort op het toestel.
In de nieuwe firmware-versie van de Gigaset VoIP-toestellen kunt u een RTP-
poortbereik instellen. Op die manier kunt u ook voor dit bereik een port forwar-
ding in de router definiëren.
Lokale host (IP)
Lokaal IP-adres van uw toestel in het LAN.
Om ervoor te zorgen dat deze port forwarding ook kan worden uitgevoerd, moet
in de DHCP-instellingen van de router worden vastgelegd dat aan het toestel altijd
hetzelfde lokale IP-adres wordt toegewezen. Dit betekent, dat het IP-adres van het
toestel niet tijdens het gebruik door DHCP mag worden gewijzigd. Als alternatief
kunt u aan het toestel een vast (statisch) IP-adres toewijzen. Let er echter op, dat dit
IP-adres zich niet binnen het adressenbereik bevindt dat voor DHCP is gereserveerd
en dat het niet aan een andere deelnemer in het LAN is toegewezen.
22
49060
49060
49004 – 49010
49004 – 49010
lokale host (IP)
192.168.2.10
voor SIP
192.168.2.10
voor RTP