AAN DE SLAG GAAN
17. Letter
• Gebruik deze toetsen om letters of
cijfers te typen.
• Gebruik deze toetsen in combinatie met
de Caps- of Shift-toets om hoofdletters
en symbolen in te voeren.
18. BS (backspace)
Hiermee wordt het teken links van de
cursor verwijderd.
19. Shift
Gebruik deze toets in combinatie met de
letter- en cijfertoetsen om hoofdletters of
de symbolen die op de cijfertoetsen
staan te typen.
20. Hoofdletters
Hiermee schakelt u de hoofdlettermodus
in en uit.
21. Entertoets
• Hiermee gaat u naar een nieuwe regel
tijdens het invoeren van tekst.
• Voert alleen voor het labeltype
"ALGEMEEN" een nieuw blok in, indien
gebruikt in combinatie met de toets
Shift.
22. Accent
Een teken met accent selecteren en
invoeren.
12
Algemene beschrijving
23. Spatie
• Hiermee voert u een spatie in.
• Zet een instelling terug naar de
standaardwaarde.
24. Bestand
Hiermee kunt u vaak gebruikte labels in
het bestandsgeheugen afdrukken,
openen, opslaan of verwijderen.
25. Symbool
Een speciaal teken selecteren en
invoeren.
26. Barcode
Opent het "Inst. strpjescode"-scherm.
27. Serialiseren
• Drukt geserialiseerde labels af.
• Serialiseert een tweetal cijfers en drukt
die tegelijkertijd af op een label indien
gebruikt in combinatie met de toets
Shift.
28. Database
Gebruikt het geselecteerde bereik met
records in de gedownloade database om
een label te maken.
29. WiFi
Start Directe draadloze communicatie.