De kachel wordt geleverd met een 3/8" tot 8 mm
knelkoppeling. De gasklep heeft een aansluiting met
3/8" NPT-schroefdraad. Zie afb. 16 en 16a, pagina 14-15.
LET OP: De aansluiting van de gastoevoer is gemaakt
van DN 8 mm leidingwerk aan de rechterkant
van het koperen T-stuk. Zie afb. 16. Gebruik de
G1/2 BSP mannelijk/mannelijk-adapter die in het
hardwarepakket is meegeleverd.
Alle buisaansluitingen moeten worden goedgekeurd
en de gaspijpleiding moet beschikken over een
goedgekeurde afsluitklep. Maak uitsluitend gebruik
van goedgekeurd afdichtingsmiddel (tape) bij
alle pijpaansluitingen. Wanneer de pijpdelen zijn
gemonteerd en aangesloten op het apparaat, kan de
gastoevoer worden geopend en het apparaat worden
ontstoken (zie Ontstekingsinstructies, pagina 10). Voer
een lektest uit op alle pijpaansluitingen.
Inbedrijfstelling
Installatie van de batterij
In de TESC-klep moeten drie AA alkaline batterijen in het
centrale batterijvak worden geïnstalleerd. De geleverde
batterijen in het hardwarepakket van de kachel zijn
gebruikt om de klep en de branderfuncties in de fabriek te
testen, maar deze zijn verwijderd voor transport. Let op
de juiste positionering van de batterijen in het batterijvak.
Testen van de gasdruk
Een correcte gasdruk is van belang voor het veilige
gebruik van gas in het apparaat. Tijdens de installatie van
het apparaat moet de correcte gasdruk worden ingesteld.
Het gasleidingwerk is voorzien van uitlaten
(gaskranen) voor het testen van de gasdruk. Zie afb. 16a en
de onderdelenlijst hieronder.
• Toevoer (inlaat): Voor drukvoorziening aan de klep
(hoeveelheid gas naar de klep) zie Technische
informatie, pagina 4. Toegang vanaf de achterkant.
• Spruitstuk (uitlaat): Toegang vanaf de linkerkant met
het gezicht naar de kachel. Test de gasdruk terwijl de
vlamregelaar op het hoogste niveau is ingesteld.
Draai de schroef in het aftappunt los en sluit de buis van
de manometer aan op de uitlaat. Vergeet niet de schroef
weer aan te draaien na afloop van de test. Test elk punt op
lekkage met testvloeistof of een digitale detector.
De vereiste gasdruk van de klepuitlaat staat weergegeven
in onderstaande tabel. (Bedenk dat de installateur het
apparaat minstens 20 minuten moet laten draaien
voordat de branderdruk wordt gemeten).
Toevoerdruk
Gastype
Aardgas
G20
G20DG25
G25
G31
Inspectie van de waakvlam
De waakvlamconstructie moet twee vlammen hebben,
zoals weergegeven in afb. 17. De achterste vlam moet het
thermo-element (dat de gasstroom regelt via de klep)
volledig omvatten. De voorste vlam ontsteekt de brander.
Elke vlam moet ongeveer 30 mm uitwijken en mag niet
worden gehinderd.
De vlammen moeten stabiel en voornamelijk blauw
van kleur zijn. Neem contact op met de onderhoudsdienst
bij het optreden van een van de volgende kenmerken:
• zwakke, flakkerende of dwalende vlam
• gele of vuile vlam
139897_R0 GF 400 BF CE 9/17
Branderdruk
(heet) mbar (±
(mbar)
1,0mbar)
20
9,4
20D25
9,4D11,7
25
11,7
LPG
37
33,0
9