TDMA CONTROL 300
2 Functies en instellingen
2.1 Getoonde waarden (temperatuur- en
balanswaarden)
hoofdmenu
temperatuurwaarden
Toont alle gemeten temperaturen, zoals bv. collector- en
boilertemperaturen.
hoofdmenu
balanswaarden
Toont de zonnewerkingsuren of de tijd dat de zonnepomp
draait.
2.2 Installatievarianten
hoofdmenu
installatievarianten
gelaagdheids-
functie aan / uit
Aan: gelaagdheidsfunctie voor Consolar-boilers
Uit: eenvoudige temperatuurdifferentieregeling, bv. voor
boilers zonder gelaagde zonneoplading.
Toelichting van de gelaagdheidsfunctie: zie „Functies voor
de werking van de solaire installatie (Ingave Solair)".
T-Pro:
aan / uit
Deze functie kan geactiveerd worden. Indien ze niet nodig
is, moet ze op „Uit" ingesteld worden, opdat er geen
voelerstoring gemeld zou worden. Zie ook „Aansluiting
regelaar ".
2.3 Functies voor de werking van de solaire
installatie (Ingave Solair)
hoofdmenu
ingave solair
De door een microprocessor gestuurde regelaar
CONTROL 300 werd ontwikkeld om een optimale
functionaliteit en werking van de Consolar-boilers te
garanderen. Ook voor solaire installaties met andere
boilers kan de CONTROL 300 gebruikt worden. De
regelaar maakt een intelligente benutting van verschillende
stralings- en weersomstandigheden mogelijk door de
automatische omschakeling tussen twee werkingsmodi bij
de zonneoplading.
Toplading: bij goede weersomstandigheden wordt het
zonnecircuit pas bij het bereiken van de gewenste
minimumtemperatuur in de collector
(topladingstemperatuur) met volledige doorstroming
zonder onderbreking rondgepompt. In de Consolar-
boilers vormt het warme water dan bovenaan een laag
met een ca. 2...5 K lagere temperatuur.
Intervalwerking: is er niet genoeg zonnestraling voor de
verwarming van de collector op topladingstemperatuur,
dan schakelt de regelaar over op intervalwerking. Dat
betekent dat de CONTROL 300 een bepaalde tijd wacht,
terwijl de collector opwarmt (zie tabel hieronder). Na die
vast ingestelde tijd wordt de zonnepomp in werking
gesteld, tenminste, indien de topladingstemperatuur
voordien al niet bereikt werd zodat de zonnepomp
sowieso al in werking gesteld was. De werkingstijd van de
zonnepomp in intervalwerking is zo afgesteld dat de
collectorinhoud ongeveer één keer rondgepompt wordt. In
de Consolar-boilers wordt het voorverwarmde water
automatisch naar de onderste of middelste zone van de
boiler gevoerd. Door de intervalwerking worden sneller
onmiddellijk bruikbare temperaturen bereikt dan bij een
gewone temperatuurdifferentieregeling. In de zomer wordt
daardoor bijverwarming door de ketel vermeden.
Toptemperatuur:
30 ... 80 °C
Hier wordt de temperatuur ingesteld die bereikt moet
worden in de collector. Opdat de boilertemperatuur voor
de productie van warm water in de bovenste zone van de
boiler voldoende hoog zou zijn, moet de
topladingstemperatuur bij werking met Consolar-boilers op
ongeveer 57...62 °C ingesteld worden.
Bij traditionele drinkwaterboilers moet de
topladingstemperatuur maar lichtjes hoger ingesteld
worden dan de warmwatertemperatuur die in huis
gewenst wordt.
4