Figuur 41
Zijafvoertunnel verwijderen
Om de zijafvoertunnel te verwijderen, voert u bovenstaande
stappen in omgekeerde volgorde uit.
Belangrijk: Vergrendel het deurtje van de zijafvoer
nadat u dit hebt gesloten (Figuur 42).
Figuur 42
Tips voor bediening en gebruik
Algemene maaitips
•
Verwijder stokken, stenen, draden, takken en andere
rommel die het mes kan raken, uit het werkgebied.
•
Zorg ervoor dat het mes geen vaste voorwerpen raakt.
Maai nooit met opzet over voorwerpen.
•
Als de maaimachine toch een voorwerp raakt en
begint te trillen, moet u meteen de motor afzetten,
de bougiekabel losmaken en de maaimachine op
beschadiging controleren.
•
De beste resultaten krijgt u door een nieuw mes te
monteren voordat het maaiseizoen begint.
•
Vervang indien nodig het maaimes door een Toro-mes
Het maaien van het gras
•
U moet telkens niet meer dan ongeveer eenderde van
de grassprieten afmaaien. Maai niet met een stand lager
dan 6 cm, tenzij de grasmat dun is, of als het laat in het
najaar is wanneer het gras langzamer begint te groeien.
Zie Maaihoogte instellen.
•
Als u gras wilt maken dat langer dan 15 cm is, moet u
maaien bij de maximale maaihoogte en een langzamere
loopsnelheid. Vervolgens gaat u maaien bij een lagere
maaihoogte om het gazon een zo fraai mogelijk uiterlijk
te geven. Als het gras te hoog is, kan de maaimachine
verstopt raken en de motor afslaan.
•
Maai uitsluitend droog gras of droge bladeren. Nat
gras en natte bladeren gaan aankoeken, waardoor de
maaimachine verstopt kan raken of de motor kan
afslaan.
Als u nat gras en natte bladeren maait, kunt u
uitglijden, in aanraking komen met het mes en
ernstig letsel oplopen. Maai uitsluitend in droge
omstandigheden.
•
Maai steeds in wisselende richtingen. Hierdoor wordt
het maaisel beter over het gazon verstrooid, zodat het
gazon gelijkmatig wordt bemest.
•
Als u met het uiterlijk van het voltooide gazon niet
tevreden bent, probeer dan een of meer van de volgende
stappen:
– Vervang het maaimes of laat het slijpen.
– Loop langzamer tijdens het maaien.
– Stel de maaimachine in op een hogere maaihoogte.
– Maai het gras vaker.
– Laat de maaibanen overlappen in plaats van steeds
een volledig nieuwe baan te maaien.
– Stel de maaihoogte bij de voorwielen één stand
lager in dan bij de achterwielen. Bijvoorbeeld: zet
maaihoogte van de voorwielen op 6 cm en die van
de achterwielen op 7 cm.
Bladeren jnmaken
•
Na het maaien moet altijd 50 % van het gazon zichtbaar
blijven door de bladerlaag. Dit kan een of meerdere
rondgangen over de bladeren vereisen.
•
Als er een laag bladeren van meer dan 13 cm op
het gazon ligt, moet u de voorwielen een of twee
uitsparingen hoger zetten dan de achterwielen.
•
Als de maaimachine de bladeren niet fijn genoeg maakt,
is het beter om wat langzamer te maaien.
16