Elektrische aansluiting
5.2.2
Aansluiten van de analoge uitgangen, digitale uitgangen en voedingsspanning
LET OP
Beknelde of gebogen kabels kunnen het instrument beschadigen.
‣
Beknel of buig de kabels niet bij het in positie draaien van de elektronica-eenheid.
‣
Zorg bij de installatie voor voldoende reservelengte kabel.
Aansluiten van de signaaluitgangen
De meetwaarde van het betreffende kanaal is beschikbaar als een stroomsignaal via de
analoge of digitale uitgangskaart. De analyzer kan maximaal 6 stroomuitgangen hebben,
afhankelijk van de uitvoering van het instrument.
1.
Installeer de kabels door de kabelwartels aan de achterkant van de elektronica-eenheid.
Voor informatie over de positie en de afmetingen van de kabelwartels .
2.
Installeer de aansluitkabels door de kabelwartels naar de elektronica-eenheid.
3.
Sluit de uitgangen aan conform het aansluitschema .
Aansluiten van de voedingsspanning
De analyzer is voorzien van een zekering, T 1,25 A, voor de 215 tot 240 V AC spanning.
Wanneer de analyzer wordt gebruikt met 100 tot 130 V AC, moet de zekering worden
vervangen door de meegeleverde T 2,5 A zekering. De zekering bevindt zich in het deksel
van de elektronica-eenheid.
1.
Installeer de kabels door de kabelwartels aan de achterkant van de elektronica-eenheid.
Voor informatie over de positie en de afmetingen van de kabelwartels .
2.
Sluit met een 3-draads kabel de klemmenstrook X100 (L1/N/PE) in de elektronica-
eenheid aan conform het aansluitschema .
16
CA76NA
Endress+Hauser