5.5
Ultraviolette straling
Gevaar voor letsel door straling of hitte!
De straling van de vlamboog veroorzaakt letsel aan huid en ogen.
Contact met hete werkstukken en vonken veroorzaakt brandwonden.
•
Gebruik een lasschild of lashelm met een toereikende beschermingsgraad (naargelang de
toepassing)!
•
Draag droge veiligheidskleding (bijv. lasschild, handschoenen enz.) volgens de voorschrif-
ten die in het land van toepassing zijn!
•
Bescherm niet bij het werk betrokken personen met een lasscherm of adequate bescher-
mingswand tegen straling en verblindingsgevaar!
5.6
Gastoevoer (bescherm- en plasmagas)
Verwondingsgevaar door verkeerde omgang met gasflessen!
Verkeerde omgang en niet goed bevestigde beschermgasflessen kunnen ernstig letsel
veroorzaken!
•
Volg de instructies van de gasfabrikant en de gasverordening op!
•
Ter hoogte van het ventiel van de beschermgasfles mogen geen bevestigingen worden
uitgevoerd!
•
Vermijd het opwarmen van de beschermgasfles!
Plasmagas enkele minuten door de lastoorts laten stromen, zodat de ontstane luchtvochtigheid
wordt uitgeblazen. Ontstekingsproblemen worden daardoor voorkomen.
Door het gebruik van speciale toortskappen wordt bij langere arbeidspauzes ('s nachts, in het
weekend) het binnendringen van luchtvochtigheid voorkomen.
5.6.1
Waterstof
Om ervoor te zorgen dat bij plasmalassen met waterstof geen explosiegevaar bestaat, moeten per se de
volgende veiligheidsmaatregelen in acht worden genomen:
1. De met gassen gevulde buisleidingen, slangen, schroefverbindingen en apparaten moeten gasdicht
zijn en gehouden worden. Daarvoor moet de dichtheid, in regelmatige tijdsafstanden (wekelijks), met
een lekdetectie-spray of met zeepsop worden gecontroleerd.
2. Wij adviseren een plafondafzuiging.
3. De opstelling van de gasflessen mag alleen op één plaats plaatsvinden, waar geen rondvliegende
vonken (ook niet bij het ontsteken) kunnen optreden. De gasflessen moeten tegen omvallen worden
beveiligd.
4. De aansluitnippels van de gasflesventielen en die van de reduceerventielen mogen niet op andere
gasflessen zijn gericht.
5. Niet benodigde gasdebietmeters moeten tijdens de lasmodus gesloten blijven.
6. Na beëindiging van de laswerkzaamheden, ventielen van de gasflessen sluiten, reduceerventielen
drukloos maken en de installatie van het net loskoppelen.
099-003872-EW505
27.02.2020
Lasstroom
< 1 A
1 tot 2,5 A
2,5 tot 5 A
5 tot 10 A
10 tot 15 A
> 15 A
WAARSCHUWING
Oogbeschermingsfilter
WAARSCHUWING
Opbouw en functie
Ultraviolette straling
Niveau 5
Niveau 6
Niveau 7
Niveau 8
Niveau 9
Niveau 10
15