8.0
ONDERHOUD
Warme-lucht Verwarmingssysteem aanpassingen
Begin door uw warme lucht aan te zetten en de gewenste temperatuur in te stellen. Zet de
lasrollen in de gesloten stand door de lasrolpedaal aan te sluiten.
1. Links-naar-rechts mondstukpositie, controleer dit door de Voetpedaal aan te sluiten
en naar de punt van de mondstuk te kijken. Het moet van links naar rechts op de
lasrollen worden gecentreerd. Indien ja, ga verder naar de volgende uitlijningstap.
Indien neen, zoek de links-naar-rechts vergrendelknop en maak deze losser door
middel van twee kwinkslagen. Hiermee kunt u de links-naar-rechts Micrometer
aanpassen. Zoek nu de links-naar-rechts Micrometer, die zich op de ooghoogte bevindt
van de operator. Draai de links-naar-rechts Micrometer Knop zodat de numerieke
waarde toeneemt, dit zal het mondstuk naar links doen bewegen. Roteren van de links-
naar-rechts Micrometer Knop, zodat de numerieke waarde afneemt, verplaatst de punt
van het mondstuk naar rechts. Nadat het mondstuk op de lasrollen is gecentreerd,
draait u van links naar rechts om de vergrendelingsknop vast te zetten.
2. Omhoog-en-omlaag mondstukpositie, controleer dit door de Voetpedaal aan te
sluiten en naar de punt van het mondstuk te kijken. Het zou moeten wijzen op het
knijppunt van de twee lasrollen. Indien ja, ga verder naar de volgende uitlijningstap.
Indien niet, zoekt u de hoogtevergrendelingsknop en draai deze losser met twee
kwinkslagen. Dit stelt ons in staat de hoogte Micrometer knop aan te passen. De hoogte
micrometer knop bevindt zich onderaan het warmtestelsel dat naar beneden richt.
Draaien van de Hoogte Micrometer Knop doet de numerieke waarde toenemen en
verhoogt de positie van het mondstuk. Rotatie van de Hoogte Micrometer Knop zodat
de numerieke waarde afneemt, verlaagt de punt van het mondstuk. Nadat de spuitmond
is uitgelijnd, draait u de hoogte vergrendelingsknop vast.
Opmerking: De punt van het mondstuk gaat omhoog of omlaag als de warmte wordt
veranderd. Na een warmteverandering van meer dan 100 graden, moet u de hoogte van
de mondstukpunten controleren.
3. De diepte van uw mondstuk moet ongeveer ¼ - ½ inch van het knijppunt van uw lasrollen
liggen. Controleer dit door de Voetpedaal aan te sluiten en naar de punt van de mondstuk te
bekijken. Als de spuitmond uitgelijnd is, voer een test-las uit. Indien niet, zoekt u de
dieptevergrendelingsknop en draait u deze met twee kwinkslagen los. Hiermee kunnen wij de
diepte-micrometerknop aanpassen. De diepte-micrometerknop bevindt zich op de achterkant
van het warmtesysteem, gericht op de richting van de stofstroom. Rotatie van de diepte-
micrometerknop, zodat de numerieke waarde toeneemt, verplaatst het mondstuk dichter bij de
lasrollen. Rotatie van de diepte-micrometerknop zodat de numerieke waarde afneemt,
verplaatst het mondstuk van de lasrollen weg. Nadat de spuitmond is uitgelijnd, schroeft u de
dieptemeter vast. Wanneer het mondstuk uitgelijnd is, voert u best ook een test-las uit.
HOOFDSTUK 8 ONDERHOUD
Handleiding
Pagina 20