11. Verhelpen van storingen
Geen werking, het apparaat kan niet worden ingeschakeld
• De accu is leeg. Laad de accu op met de bijbehorende oplader.
• De accu is niet goed in de accuhouder (3) van het apparaat geplaatst.
Het zuigvermogen is slechts zeer gering.
• De acculading is nog maar zeer laag. Laad de accu op met de bijbehorende oplader.
• De motoreenheid (6) is niet correct op de zuigreservoir (8) geplaatst en met de bevestigingsklemmen (7) vast-
gezet.
• Het zuigreservoir (8) is vol. Maak het zuigreservoir (8) leeg.
• Het geplaatste filter is dicht of verstopt. Reinig de filter.
• De geplaatste filterzak is vol. Vervang hem door een nieuwe filterzak.
• Controleer of een vreemd voorwerp de zuigslang, het zuigermondstuk of de zuigslangaansluiting (2) blokkeert.
Er komt stof uit de motoreenheid (6).
• Het gebruikte filter is niet juist geplaatst.
• Het filter ontbreekt of is beschadigd.
12. Opslag
• Bewaar het apparaat in een schone en droge omgeving.
• De opslagvoorwaarden in de technische gegevens dienen in acht te worden genomen.
15