Hiermee is de instelling van het schakel – en alarmpunt van het apparaat afgesloten. Druk
op toets 3 om naar de weergave van de meetwaarde om te schakelen.
5.3 Min -/Max –Alarm (gescheiden of gemeenschappelijk)
Dit hoofdstuk beschrijft de instelling van de alarmpunten bij gebruik van het apparaat voor de
Min -/Max –bewaking. Deze aanwijzing gaat er van uit, dat u, in overeenstemming met de
aanwijzing onder hfst. 4.8, de uitgangsfunctie "AL.F1" of "AL.F2" gekozen heeft.
-
Druk op toets 1. Op het display verschijnt nu "AL.Hi" (max. alarmpunt).
-
Stel met de toetsen 2 en 3 de gewenste waarde in, vanaf waar het max. alarm
getriggerd moet worden.
-
Bevestig met toets 1 het ingestelde alarmpunt. Op het display staat weer "AL.Hi".
-
Druk op toets 1. Op het display verschijnt nu "AL.Lo" (min. alarmpunt).
-
Stel met de toetsen 2 en 3 de gewenste waarde in, vanaf waar het min. alarm getriggerd
moet worden.
Bevestig met toets 1 het ingestelde alarmpunt. Op het display staat weer "AL.Lo".
-
-
Druk op toets 1. Op het display verschijnt nu "A.dEL" (alarmvertraging).
Stel met de toetsen 2 en 3 de gewenste waarde voor de alarmvertraging in.
-
Opmerking: de ingestelde waarde komt overeen met de alarmvertraging in seconden.
Het alarm moet voor de als alarmvertraging ingestelde tijd aanstaan, opdat de
alarmmelding getriggerd wordt.
Bevestig met toets 1 de alarmvertraging. Op het display staat weer "A.dEL".
-
Voorbeeld: U wilt de temperatuur in een kas op een temperatuur van 15 ° C en 50 ° C met een
alarm bewaken. Hiervoor moet voor het max. alarm "AL.Hi" 50 ° C en voor het
min. alarm "AL.Lo" = 15 ° C ingesteld worden.
=> Als de temperatuur boven 50 ° C resp. onder 15 ° C komt, triggert het
apparaat na de ingestelde alarmvertraging het alarm.
Let er op, dat de alarmuitgang geïnverteerd is. D.w.z. de schakeluitgang is bij geen alarm
actief.
Hiermee is de instelling van het schakel – en alarmpunt van het apparaat afgesloten. Druk
op toets 3 om naar de weergave van de meetwaarde om te schakelen.
22