4. Bij installaties volgens figuur 3 is het toestel
buiten de kamer geplaatst en zijn zowel de
luchtinlaat als de luchtuitlaat aangesloten op
luchtleidingen om de lucht te verversen (en af te
koelen). De openingen van de inlaat en uitlaat
moeten ten minste 2 m uit elkaar liggen om
vermenging van de lucht te voorkomen.
5. Omdat gekoelde lucht uit de uitlaatopening komt,
kan zich condens vormen op de buitenkant van
de leiding. Isoleer daarom de uitlaatleiding die
zich
binnen
bevindt
voorkomen.
6. De waterverwarmer van de warmtepomp moet rechtop worden geplaatst en worden geïnstalleerd
op een stevige ondergrond die een gewicht van 700 kg kan verdragen. Het draagvlak moet
waterpas liggen (niet schuiner dan 2°).
7. Breng indien nodig geluids- en trillingsisolatie aan om naburige woningen niet te storen.
8. Plaats het toestel in een goed geventileerde ruimte en zorg dat de luchtopeningen niet
geblokkeerd zijn zodat er voldoende aan- en afvoer is van verse lucht om voor warm water te
zorgen.
9. Er moet waterafvoer worden voorzien aan het systeem. Zorg ook voor voldoende ruimte rond het
toestel voor onderhoud. Omdat het deksel bovenaan kan worden geopend, moet aan de
bovenkant minstens 800 mm vrije ruimte worden voorzien voor onderhoud.
10. In de buurt van het toestel moet zich een watertoevoerleiding bevinden en een
warmwateraansluiting uitgerust met kleppen. De waterinlaatleiding moet een filter hebben om het
water te reinigen.
11. Voor de wateraansluitingen raadpleegt u het installatieschema. Er wordt geen 3-wegklep,
veiligheidsklep en filter bij het toestel geleverd.
12. Als de warmtepomp is uitgerust met waterkringopeningen (optioneel), kunnen die worden
aangesloten op een waterverwarmer op zonne-energie, een warmterecuperatiesysteem of
andere waterverwarmingsapparatuur om de watertank met circulatie op te warmen.
om
waterdruppels
4
te
CLOCK
ON/OFF
TIMER
MODE
≥600mm
(Fig. 3)