6. ONDERHOUD
Grassnijblad slijpen. De slijtage van het blad is vooral te zien aan
de afronding van de tanden, als deze meer bedraagt dan 1 mm dan
moet het snijblad geslepen worden door het een paar maal te vijlen
waarbij de hoek van de snijkant op 30° gehouden moet worden.
Onderhoud door vakmensen of onze servicedienst.
Carburateur. Laat om de 50 uur de carburatie nakijken en laat
daarbij het minimum en het maximum toerental controleren.
6.3 Storingen, oorzaken en oplossingen
- Als u ONGEWONE TRILLINGEN OF GELUIDEN bespeurt moet
u de motor meteen afzetten en proberen te achterhalen waar ze
vandaan komen.
In geval van MOEILIJK STARTEN (bijv. als het trekken aan het star-
tkoord moeizaam gaat) moet u de volgende punten checken:
- lagers defect of vastgelopen;
- zuiger en cilinder vastgelopen;
- belemmering, contact tussen aandrijfas en carter;
- startveer gebroken of startkoord vastgelopen.
Indien de ONTSTEKING of de VERBRANDING NIET PLAATSVIN-
DT, moet u de volgende punten checken:
- elektrische installatie (spoel levert geen stroom, bougie vuil,
elektrode gebroken of afstand van de elektroden te groot);
- massakabel losgeraakt of gebroken;
- bougiepijp losgeraakt of maakt massa.
In geval van VERMOGENSVERLIES of PLOTSELING AFSLAAN
van de motor moet u de volgende punten checken:
- brandstof op;
- mengsel komt niet bij de carburateur (als u het mengsel niet door
de benzineslang ziet stromen);
- brandstoffilter in de tank verstopt;
- benzineslang verstopt, bekneld of losgeraakt;
- carburateur ontregeld of storing aan de binnenzijde (bijv. mem-
branen gebroken), in dat geval komt het mengsel niet bij de
cilinder;
- water in het mengsel, in dat geval moet de hele toevoerinstallatie
schoongemaakt worden;
- ontluchting van de tankdop verstopt;
- verstuiver op het maximum toerental van de carburateur ver-
stopt;
- luchtfilter vuil of verstopt;
- voorontsteking juist;
- aanslag in de uitlaat van de cilinder of de uitlaatdemper.
In geval van een SLECHT of MOEIZAAM MAAIRESULTAAT moet
u de volgende punten checken:
- overbelasting tijdens het maaien (bijv. te hoog of te groot onkruid
ten opzichte van het vermogen van de motor of bladeren vastge-
16
raakt in het snijgarnituur);
- snijblad niet scherp of versleten;
- koppelingsklauwen of -kap versleten.
6.4
Schoonmaken en verplaatsen van
de machine na gebruik
Maak na afloop van het werk de machine en het snijgarnituur schoon
en verwijder eventuele grasresten en bladeren, dek het snijblad of
de cirkelzaagbladen met de meegeleverde bescherming af om uzelf
en anderen tijdens het vervoer niet te verwonden (afb. 37).
Pas op dat u de tank niet beschadigt door stoten of snijden. Bij het
opbergen van de machine moet u oppassen dat u er nergens mee
tegenaan stoot en hem niet laat vallen omdat de machine hierdoor
beschadigd kan worden.
6.5 Stilstandperiode
Als u de motorzeis lange tijd niet gebruikt moet u de volgende
voorzorgsmaatregelen nemen:
- Verwijder het brandstofmengsel uit de tank.
- Verwijder de bougie, laat enkele druppels olie voor brandstofmen-
gsels in de cilinder lopen, trek 2-3 keer aan het startkoord om de
olie gelijk te verdelen en breng daarna de bougie weer aan.
- Bescherm de motor en alle blanke metalen delen tegen corrosie
met een dun laagje olie.
- Bewaar de machine op een droge plaats, bescherm de machine
tegen stof en houd de machine buiten het bereik van kinderen.
- Het is in ieder geval raadzaam om na elke 60 dagen dat u de ma-
chine niet gebruikt heeft de motor een paar minuten te starten.
6.6 Afdanken en weggooien
Neem de geldende voorschriften in acht.
36
afb.
37
afb.