02.
VOOR JE EERSTE RIT
lagere temperatuur kan leiden tot onvoldoende opladen,
lagere temperatuur kan leiden tot onvoldoende opladen,
▪
▪
terwijl een hogere temperatuur kan leiden tot overladen.
terwijl een hogere temperatuur kan leiden tot overladen.
Het wordt aanbevolen de lader onmiddellijk los te koppelen
Het wordt aanbevolen de lader onmiddellijk los te koppelen
▪
▪
nadat de fiets volledig is opgeladen om overladen van de
nadat de fiets volledig is opgeladen om overladen van de
accu te voorkomen.
accu te voorkomen.
op de acculaadpoort en vervolgens op het stopcontact. Om
op de acculaadpoort en vervolgens op het stopcontact. Om
▪
▪
de lader te verwijderen, moet je eerst de stekker van de
de lader te verwijderen, moet je eerst de stekker van de
lader uit het stopcontact halen en vervolgens het andere
lader uit het stopcontact halen en vervolgens het andere
uiteinde van de lader loskoppelen van de acculaadpoort.
uiteinde van de lader loskoppelen van de acculaadpoort.
Controleer de bandenspanning met de hand of met een
Controleer de bandenspanning met de hand of met een
▪
▪
bandenspanningsmeter en zorg ervoor dat de spanning
bandenspanningsmeter en zorg ervoor dat de spanning
tussen 40 - 65 PSI or 2.8 - 4.5 bar.
tussen 50-75 PSI of 3,4-5,1 bar is.
Test de aandrijfriem om te controleren of de riemspanning
Test de aandrijfriem om te controleren of de riemspanning
▪
▪
goed is (als de spanning matig is, moet je het middelste
goed is (als de spanning matig is, moet je het middelste
deel van riem 10-15 mm omlaag kunnen drukken).
deel van riem 10-15 mm omlaag kunnen drukken).
Alvorens met je e-bike op de weg te rijden, dien je je ervan te
Alvorens met je e-bike op de weg te rijden, dien je je ervan te
▪
▪
vergewissen dat de plaatselijke verkeersregels worden
vergewissen dat de plaatselijke verkeersregels worden
nageleefd, bijvoorbeeld die betreffende de fietsuitrusting,
nageleefd, bijvoorbeeld die betreffende de fietsuitrusting,
de controlelampen en de reflectoren.
de controlelampen en de reflectoren.
Zorg ervoor dat je de juiste beschermende middelen draagt.
Zorg ervoor dat je de juiste beschermende middelen draagt.
▪
▪
Draag altijd een helm en zorg ervoor dat je zicht helder is.
Draag altijd een helm en zorg ervoor dat je zicht helder is.
▪
▪
Als het zadel goed is ingesteld, moet het op heuphoogte staan.
Als het zadel goed is ingesteld, moet het op heuphoogte staan.
▪
▪
Controleer en zorg ervoor dat de snelspanners van het
Controleer en zorg ervoor dat de snelspanners van het
▪
▪
voorwiel, hetControleer en zorg ervoor dat de snelspanners
voorwiel, hetControleer en zorg ervoor dat de snelspanners
van het voorwiel, hetControleer en zorg ervoor dat de
van het voorwiel, hetControleer en zorg ervoor dat de
041
Fietsgebruik